Goed idee van Clara Legêne, om eens even terug te kijken naar de denkwereld van Job Cohen (hier), nu het weer zo makkelijk lijkt om hem neer te zetten als een softe burgervader die vooral bezig geweest is al theedrinkend de boel bij elkaar te houden. In 2005 hield hij de Multatulilezing in Breda, over het vraagstuk van de verhouding meerderheid-minderheden in Nederland. Het is ook terug te vinden in de bundel Binden, ook van harte aanbevolen.
Ik kan me heel goed vinden in zijn opvattingen over de manier waarop wij in Nederland, gezien onze traditie, om zouden moeten gaan met minderheden. Het is heel goed mogelijk, nu hij van de stadse naar de landelijke politiek overgaat en de PvdA gaan aanvoeren, dat we op meningsverschillen zullen stuiten, met name wat betreft de sociaal-economische visie en dus wat we als partijen ter linkerzijde moeten doen met de crisis. Cohen heeft zich gisteren uitgesproken voor een samenwerking onder linkse en progressieve partijen, net als Roemer dat ook heeft gedaan. Met mijn allerhartelijkste zegen, want ik ben al veel langer een voorstander van meer samenwerking op links. Maar daarbij is het ‘integratievraagstuk’ en wat zet je tegenover de islamofobe en xenofobe visie van Wilders in maar één van de vraagstukken. We zullen zien. Maar om Cohen wat beter te leren kennen is zijn Multatulilezing een goed begin.
Een paar citaten:
Minderheden en meerderheid in Nederland anno 2005
Nederland 2005: een samenleving van individuen, die als vreemden tegenover elkaar staan in een land dat van oudsher een land is van naast elkaar levende minderheidsgroepen, die elkaar wat betreft omvang niet de wet konden voorschrijven. In een dergelijk land heeft iedereen er belang bij dat de rechten van “de minderheid” goed omschreven en goed geregeld zijn.
Nederland is immers het land met een traditie om minderheden met een respect te behandelen dat in andere landen minder gangbaar is. Al was het maar omdat iedereen tot een minderheid behoort of zich bewust is dat men in de positie van minderheid kan komen te verkeren. Maar het is de vraag of dit nog wel een gangbare gedachte is.
Want als ik de vraag stel: waar hebben we het in Nederland over als we het over minderheid c.q. minderheden hebben?, dan hoor ik velen denken: “nou ja, over Surinamers, Antillianen, Turken, Marokkanen, en al die anderen die in de afgelopen veertig jaar naar ons land zijn gekomen”. De “allochtonen”, een begrip waar we wel van af willen, maar niet vanaf lijken te kunnen komen. En ik hoor ook: “moslims”. Het gaat dus om de aanwezigheid van nieuwe groepen, van etnische minderheden en van een nieuwe religieuze minderheid (de moslims) in ons midden. Het komt bij de meeste mensen niet meer op dat ze zelf wellicht tot een minderheid horen.
Volgens James Kennedy, hoogleraar Nieuwste Geschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, is de levende Nederlandse traditie om minderheden te respecteren de laatste jaren onder vuur komen te liggen. Volgens hem is er “voor het eerst een meerderheidscultuur ontstaan die gekenmerkt kan worden als liberaal, seculier en blank. Omdat deze mensen zich niet tot een minderheidscultuur voelen behoren, zijn zij minder geneigd de waarde van respect voor minderheden te erkennen. Omdat het geen deel uitmaakt van hun eigen belevingswereld, kunnen zij zich moeilijker voorstellen waarom minderheden een bepaald respect zouden moeten krijgen. Dat is een belangrijke ontwikkeling die steeds doorgaat”[4].
Sjoerd de Jong, columnist bij het NRC Handelsblad, zag naar aanleiding van een interview met Ayaan Hirsi Ali ook de contouren van een geheel nieuw Nederland ontstaan. Hij verwoordde het als volgt: ‘Uit het radicale engagement van Hirsi Ali doemt het beeld op van een ander, abstracter Nederland dan de ploeterende poldernatie die we kennen. Nederland lijkt daarin vooral de uitdrukking van een hoog Idee: ‘het Westen’, ‘de moderniteit’ of ‘de Verlichting’. De cultuur van polderen, en schipperen, die zo vaak ’typisch’ Nederlands wordt genoemd, kan dan maar één ding betekenen: verraad aan de Verlichting. Een complexe intellectuele traditie wordt zo een afgerond en zuiver ideaal, waar niet mee gesjoemeld mag worden.”[5]
De gevolgen van het ontstaan van een liberale, seculiere, blanke meerderheidscultuur heeft volgens Kennedy de nodige gevolgen.
Voor het eerst in de geschiedenis van Nederland is het denkbaar dat er zoiets als een “Nederlandse identiteit” geconstrueerd kan worden waarachter een meerderheid van de Nederlanders zou kunnen en willen schuilen. Door de verzuiling was dat historisch gezien eerder niet denkbaar.
Men heeft de neiging om deze Nederlandse identiteit te zien als een “mono-identiteit” waartegenover etnische en religieuze identiteiten worden geplaatst die zich niet zouden verdragen met de Nederlandse identiteit.
De godsdienstvrijheid wordt niet meer gezien als een kernbegrip van een vrije samenleving. En dat betekent een breuk met drie eeuwen Nederlandse vrijheidstraditie, want zo zegt Kennedy: “de hele moderne orde is gebaseerd op godsdienstvrijheid, op de vrijheid van minderheden om hun geweten te kunnen uitoefenen zonder dwang van de staat”. Nu vinden vele liberale denkers– uit vrees voor de islam – dat dit niet meer nodig is. Men vindt vrijheid van godsdienst een belemmering voor de vrije samenleving.
Eveneens uit vrees voor de islam, wordt de vrijheid van onderwijs ter discussie gesteld – tot 9/11 was dat geen thema, nu moet het roer om.
Een andere consequentie van het nieuwe meerderheidsdenken is dat men zichzelf verlicht en bevrijd acht en zich opstelt tegenover een minderheid die dat niet zou zijn. Dat heeft consequenties naar twee kanten. Ten eerste zet men de minderheid onder druk om zich aan te passen. Ten tweede verschuift de noodzaak om tolerant te zijn van een vraag aan jezelf (“ben ik wel tolerant genoeg?”) naar een verwijt aan de ander (“jij bent niet tolerant genoeg”) Bovendien vindt die verschuiving plaats zonder al te veel zelfreflectie over het eigen gehalte aan tolerantie.
Voor de hele tekst van de Multatulilezing: hier.
Zie Clara’s verslag over de lezing in Breda hier
Eigenlijk is het nog simpeler dan Geert Wilders het doet voorkomen: als knuffelen en theedrinken het gewenste resultaat heeft, namelijk een goed functionerende samenleving met zo min mogelijk rottigheid, dan is dat toch prima? Dat Job Cohen genuanceerd gebruik heeft gemaakt van zowel de zachte als de harde middelen heeft duidelijk tot resultaat geleid.
Met mensen brutaliseren, schofferen en criminaliseren bereik je het tegendeel van dat resultaat. Was Wilders ook niet zo’n Israel-fanaat? Haalt hij daar zijn voorbeeld?