Ramzy Baroud groeide op aan de zee van Gaza, in vluchtelingenkamp Shati, het ‘Beach Camp’. Als kleine jongen keek hij uit over die immense zee, als zijn ouders de kinderen op een ezelskar laadden en de korte tocht naar het strand maakten. Aan de zee kon je je zorgen vergeten, en de bezetting, je kon vergeten dat je vluchteling was, je kon de gevangenis vergeten.
Toen Ramzy vijf of zes was dacht hij dat er aan de andere kant van de zee een land was dat Australië heette. De mensen daar waren vrij om te komen en te gaan wanneer ze wilden, en ze hadden daar geen soldaten en scherpschutters die op je konden schieten. En hij was er van overtuigd dat die mensen uit Australië, en uit de andere landen die achter de horizon lagen eens met hun boten naar Gaza zouden komen, want de mensen in die landen hielden wel van de Palestijnen, zelfs de mensen uit Amerika waar ze zo raar praatten en die uit Frankrijk waar ze alleen maar kaas aten.
Als jongen liep hij het strand af op zoek naar aangespoelde bewijzen van het bestaan van die andere landen, flessen met vreemde letters er op, blikjes en vervuild plastic. Soms waren de letters Arabisch, en er waren dus nog meer landen: Saudi Arabië, Marokko en Algerije, waar mensen woonden zoals zij, Arabieren, moslims zoals zij die ook vijf keer per dag gingen bidden.
Nog voor de eerste Palestijnse opstand in 1987 werd het strand afgesloten door het leger: militair terrein. De vissers mochten nog vissen, maar alleen in een hele smalle strook. Ramzy en zijn familie mochten er nog picknicken en zwemmen, maar niet meer na zessen. Tot op een dag de Israëlische jeeps het strand opreden, en met hun geweren op de families gericht het bevel gaven om het strand te verlaten. Ramzy’s ouders schreeuwden van angst, en sleurden de kinderen weg, nog in hun zwembroek.
Het nieuws was dat het Israëlische leger een aantal rubberboten had onderschept met Palestijnse terroristen er op, en ze allemaal had gedood of gevangen genomen, op één boot na die het was gelukt om te ontsnappen, en die was nu op weg naar Gaza. Op de televisie zagen ze de beelden van hoe de Palestijnse doden werden weggesleept door de soldaten. Ramsy probeerde zijn vader te overtuigen dat hij naar het strand moest gaan om op die andere Palestijnen te wachten, van die ene boot die was ontkomen, die misschien nog kwam. Op het nieuws hoorden ze dat die boot was gezonken, maar Ramzy geloofde het niet, hij gaf de hoop niet op. Hij smeekte zijn moeder om klaar te zitten met haar lekkere thee met salie speciaal voor gasten, en wat geroosterd brood met kaas te bewaren. Tot zonsopgang wachtte Ramzey of ze nog kwamen, maar ze kwamen niet.
Daarna waren bijna alle boten die je op de zee kon zien van de Israëlische marine. Die prachtige zee leek nu gevaarlijk te zijn geworden. Maar toch, al ouder, klom Ramzy nog op het dak om naar de horizon te kijken, waar eens de schepen met vrienden op weg naar Gaza vandaan zouden komen.
Nu, twintig jaar later, is Ramzy een volwassen man. Hij kijkt uit over een vreemde zee, want hij mag zijn land, Gaza, niet meer in. Hij staat aan zee, en denkt hoe vaak hij als kleine jongen hoopte op de boten die zouden komen. En nu denkt hij aan de Vrijheids Flottielje, beladen met voedsel, medicijnen en speelgoed, vijf boten en zevenhonderd mensen, de mensen die hun menselijkheid niet kwijt zijn en geven om de Palestijnen in Gaza. Hij hoopte er op dat de kinderen er aan zouden denken om die mensen een feestmaaltijd te geven als ze aan zouden komen, thee met salie en geroosterd brood met gele kaas.
Toen het bericht kwam dat de boten vlakbij Gaza waren onderschept, en veel van de mensen waren gedood en verwond, brak er iets in Ramzy. Het zesjarige jongetje dat nooit de hoop had opgegeven was er kapot van, en de volwassen man die Ramsy was geworden kon niet meer uit zijn woorden komen en alleen maar huilen. Het jongetje van zes in zijn binnenste verdroeg niet dat zijn helden waren vermoord en gekidnapt. Maar één ding is gebleven, schrijft hij. Die kinderfantasie van eens, dat er schepen zouden komen met vrienden uit Australië en Frankrijk, Turkije, Marokko, Algerije en Amerika, mensen die echt om hen gaven, die kinderfantasie was geen droom. En wat zou Ramzy nu graag terug gaan naar Gaza om zijn broers te zeggen: zie je wel, dat heb ik toch gezegd?
Het originele verhaal, dat ik heb samengevat, is hier te lezen. Foto: Gazaanse kinderen leggen bloemen in de zee om de doden van de flottielje te herdenken.
Eerder vertaalde ik voor dit weblog een verhaal van Ramzy Baroud. Hier.
Anja, een vraag: Een kennis vertelde mij, dat hij ergens had gelezen, dat een groep Israelische jongeren van plan is om met enkele boten naar Gaza te gaan om hulpgoederen te brengen.
Ze denken dat zij niet tegen gehouden kunnen worden.
Heb jij hier iets van vernomen?
Groet,
Gerrie
Ik heb daar niets over gehoord, Gerrie. Maar dat ze doorgelaten zouden worden omdat ze Israëli zijn lijkt me een illusie: al voor de blokkade mochten Israëli’s Gaza niet meer in. Ze lopen alleen veel minder risico om doodgeschoten te worden.
Er worden meer schepen voorbereid, onder meer van Artsen zonder Grenzen. Voor info zie Free Gaza.
Gerrie, zou mooi zijn, maar ben je niet in de war met Israelische jongeren die met boten naar Turkije wilden gaan om aandacht te vragen voor de Koerden? Dit was een van de eerste zetten van de hasbara om Erdogan in diskrediet te brengen na diens felle reactie.
http://www.deredactie.be/permalink/1.797398
Op 10 juni j.l. een artikel van De Redactie: “duitse joden bereiden vloot naar Gaza voor”
(overigens op België teletekst heel vaak berichten over Gaza/israel die niet op het nederlandse nieuws komen)
Geweldig. Dank, Jessi.
@4. Engelbert, Ik had zelf geen idee en heb het verhaal, van mijn kennis, met wat ongeloof aangehoord en vervolgens, zonder resultaat, het internet afgezocht.
Maar kijk!!!! Daar is Jessi (@5)!!! Dat moet het antwoord zijn.
Samen komen we er wel uit, blijkt nu weer.
Groet,
Gerrie
@Gerrie, ja samen kom je verder. Ook Iran stuurt boten en vanuit Duitsland is er zelfs een aanklacht tegen Israel in de maak meldde Der Spiegel vorige week. Een unicum denk ik!
http://www.spiegel.de/international/world/0,1518,700127,00.html
Bij ons stond er vrijdag in de krant dat Hamas de versoepeling van de blokkade verwerpt. De minister van Economische Zaken Ziad al-Zaza zei dat de fabrieken in Gaza zelf sap, chips en fruitsalade etc. kunnen maken als Israel maar toe zou staan dat ze de grondstoffen mogen invoeren. Daar hebben ze wel een punt denk ik. Als ze alles zo maar krijgen blijven de mensen in Gaza afhankelijk. Ze hebben grondstoffen nodig zoals cement en reserveonderdelen zodat de fabrieken weer gemaakt kunnen worden, en zo weer goederen kunnen maken en exporteren zodat ze zichzelf kunnen bedruipen.
Ook Haaretz heeft het over boten met joodse mensen:
http://www.haaretz.com/jewish-world/german-jews-indundated-with-requests-to-join-new-gaza-aid-flotilla-1.296146
…En ik hoor dat er ook een boot vanuit Libanon voorbereid wordt, met parlementariers aan boord.
Hoi Anja,
Wat een prachtig, ontroerend verhaal.
Wil je de link naar het origineel nog even aanzetten?
Dank je!