Dit is waar: op de Westoever heb je jongeren die stenen gooien naar Israëlische auto’s, meestal die van de kolonisten. Wat ze ermee willen is duidelijk: de tot de tanden bewapende bezetter laten weten dat het verzet niet is afgelopen, en dat de Israëlische soldaten in het Palestijnse land niet welkom zijn. Het is inmiddels een vast ritueel, vol tienerachtige bravoure, ook verveling speelt een rol, net als de behoefte om hun ouders te laten weten dat zij de strijd tegen de bezetting niet opgeven.
Aan het woord is Amira Hass, een van de heel weinige Israëlische journalisten die aan ‘de andere kant’ gaat kijken, en vaak verhalen schrijft over de heel gewone gebeurtenissen onder de bezetting, gebeurtenissen die de kranten nooit zouden halen als zij er niet over schreef. Zo had ze het onlangs over de arrestatie van acht zestienjarige scholieren, die volgens nauwelijks oudere soldaten stenen gegooid zouden hebben. En stenen gooien, dat moeten we wel begrijpen, zegt Hass, dat is geweld. Het geweld van de bezetting is al de norm geworden, die door niemand in Israël nog aan de orde wordt gesteld. De nachtelijke razzia’s, wapens gericht op mensen die uit hun slaap worden gehaald, ingetrapte deuren, mensen die worden geschopt en geslagen, tieners die worden afgevoerd en urenlang met snijdende handboeien en blinddoeken in jeeps worden meegenomen – zelden weten de ouders waarheen – dat zijn de gewone activiteiten van de tieners in uniform.
Die andere tieners, de jongsten zijn twaalf, worden na zo’n razzia regelrecht naar hun ondervragingen geleid, en ook die ondervragingen zijn niet zelden gewelddadig. Ze zijn in ieder geval intimiderend, de kinderen worden onder druk gezet te bekennen, soms met een klap, soms met een bedreiging, soms met een belofte: als je zegt dat je het gedaan hebt laten we je gaan. En omdat de detentie tot aan het proces soms langer duurt dan de straf die ze mogelijk zouden krijgen, is het soms maar handiger om iets toe te geven wat je niet hebt gedaan.
Maar acht zestienjarige jongens van de El-Arub landbouwschool weigerden om het spel mee te spelen. Zij bekenden niet. De drie soldaten beweerden dat ze de jongens stenen hadden zien gooien, de jongens zeiden dat ze op dat moment op school zaten, sommigen van hen deden op dat moment zelfs examen. De soldaten beweerden dat ze de jongens hadden achtervolgd tot in hun school, de jongens zeiden dat ze de school helemaal niet uit waren geweest. Plotseling waren drie legerjeeps de binnenplaats van de school opgereden, ze reden nog een hek omver, en stormden het klaslokaal in waar ze twintig jongens meenamen. De leerkrachten en het hoofd van de school werd niets gevraagd.
Het was het woord van drie soldaat tegenover het woord van de acht jongens.
De jongens vertelden dat ze als zakken vuil in en uit de jeep waren gegooid, dat ze geschopt waren, dat er tegen ze geschreeuwd was. De jongens werden opgesloten, maar mochten vrij op borgtocht. Dat kwam neer op anderhalfduizend euro per jongen, wat de families nooit konden betalen. Uiteindelijk besloot het Palestijnse Gezag de borgtocht te betalen, en na 27 dagen gevangenis mochten de jongens naar huis in afwachting van het proces.
Tijdens de hoorzitting moesten ze allemaal huilen, zei een van de moeders. Een paar werden ziek in de tijd die de procedure liep, twee jongens gingen van school omdat ze de spanning niet meer volhielden, de families kwamen op hoge kosten te zitten om de advocaat te betalen en de reiskosten.
De drie soldaten kwamen met een vaag en tegenstrijdig verhaal. De aanklager probeerde, zoals meestal, de zaak te sussen met een ‘plea bargain’ – geef toe dat je het gedaan hebt, en je kunt naar huis met een voorwaardelijke straf en een boete. De jongens weigerden. Het zou ook betekend hebben dat ze voor de rest van hun leven een strafblad zouden hebben, voor iets wat ze nooit hadden gedaan.
De soldaten werden meerdere keren onder ede verhoord, en konden geen sluitend verhaal produceren. Ze spraken elkaar tegen, en moesten toegeven niet echt gezien te hebben dat die jongens stenen hadden gegooid, ze hadden alleen jongens weg zien rennen. En maar aangenomen dat het dezelfde jongens waren die ze uit de school hadden gesleept. Uiteindelijk, na bijna twee jaar, zag de aanklager maar af van een proces. Er was niet genoeg bewijs. Om hun eigen jongens in de rug te dekken gaf het leger nog een verklaring af dat de seponering niet betekende dat de soldaten hadden gelogen, en dat er op zich geen reden was om aan hun verhaal te twijfelen.
Tieners, die ingezet worden tegen tieners.
(Op de Westoever worden alle Palestijnse inwoners berecht door een speciaal daarvoor ingestelde militaire rechtbank. De daar wonende kolonisten vallen onder het Israëlische recht, en gaan naar een civiele rechtbank, hoewel de Westoever nog steeds geen deel uitmaakt van Israël. De militaire rechtbank straft aanzienlijk strenger dan de civiele rechtbank.)
’t Liep tegen Kerstmis en de kinderen in het kinderhuis vroegen mij of ik enkele kerstliederen zou willen spelen op de dwarsfluit.
Dat leek me wel leuk maar ik had geen bladmuziek bij me.
Nu woonde er op de Olijfberg een Nederlands gezin van “wedergeboren christen huize”, daar zou ik weleens kunnen vragen of er iets te lenen viel.
De vrouw des huizes vroeg me of het mogelijk was om het kinderhuis eens te mogen bekijken, dus nodigde ik haar uit om mee te gaan.
We liepen het paadje naar boven dat uitkomt op het pleintje op de Olijfberg.
Uit een zijstraatje, waar zich een middelbare school bevindt, kwamen 2 jongens, druk met elkaar in gesprek, aangelopen.
Tegelijkertijd verscheen er op de hoofdweg een jeep met 6 soldaten.
De soldaten stapten uit en babbelden wat met elkaar tot ze plotseling de 2 jongens in het oog kregen.
Drie van de soldaten liepen op hen af en voerden hen al schoppend en stompend richting de jeep, waarbij de schoolboeken over het plein vlogen.
Wij waren blijven staan en ik voelde mijn woede steeds groter worden.
Toen herkende ik een van de soldaten.
Het was een jongen uit “mijn” kiboets en had hem als jochie van 12 een jaar lang onder mijn hoede gehad.
Loei werd ik!!, liep op hem toe en vroeg hem of ik hem zo opgevoed had?
Hij schrok zich het “laplazerus”.
Was dat uitlokken nou nodig? vroeg ik hem.
Als de jongens straks thuiskomen en vertellen wat jullie hebben gedaan moet je niet verbaast zijn als je morgen een steen naar je hoofd krijgt, mijn god, ga je schamen!!
De jongens werden verder met rust gelaten.
De soldaten vertrokken en ook wij vervolgden onze weg.
Zie je nu, zei ik, zo begint de ellende!
Waar heb je het over, vroeg zij mij.
Nou ja, waar heb je nu naar staan kijken?
Maar de “wedergeboren christin van Nederlandse huize” had niets gezien zei ze.