Op bezoek bij Andleeb Adwan, in hetzelfde gebouw waar een tiental vrouwenorganisaties zetelt. Ze is voorzitter van het Community Media Center. Wat haar organisatie doet: ervoor zorgen dat de gemarginaliseerde groepen, vrouwen, jongeren, kinderen, mensen met een handicap, de armen, meer zichtbaar worden in de media. Want zet de televisie aan en wat zie je? Mannen. Politici. Het gewone leven van gewone mensen is nooit het onderwerp.
Dus is ze aan het werk gegaan, heeft een groep ambitieuze jongeren bij elkaar gehaald, ze krijgen training, kiezen zelf hun onderwerp, en gaan aan het werk. Zo hebben ze pas een brochure gemaakt over de aantasting van de persvrijheid, en hoeveel gevaar journalisten lopen in Gaza. Zowel door Israël als door Hamas, overigens. Die zijn ook niet dol op onfhankelijke journalisten.
Ik heb gezegd dat ik met haar wil praten over de positie van vrouwen, maar er zijn dringender problemen op dat moment. Zo heeft ze als kleine onafhankelijke NGO (niet aan de overheid gebonden organisatie) erg veel last van de Hamas overheid. Het is duidelijk dat die proberen alle zelfstandige en nog onafhankelijke organisaties aan banden te leggen. Nu proberen ze dat nog op ‘legale’ manier. De NGO’s die met een verenigingsvorm werken worden geconfronteerd met Hamasmensen die massaal lid worden en vervolgens een paar Hamas functionarissen in het bestuur kiezen, die vervolgens een directeur die niet doet wat zij willen de laan uit kunnen sturen. Daar is haar Community Media Center te klein voor, maar haar pesten ze door haar te bedelven onder een karrevracht nieuwe regels. Overal moet ze verantwoording over afleggen, niet alleen over de begroting, maar over al hun activiteiten, wie er voor hen werken, ze moet de CV’s van elke medewerker opsturen met foto en al, ook van de vrijwilligers – ze wordt er gek van. ‘Ik zit niets anders te doen dan alweer een rapportje te schrijven, ik kom niet aan mijn werk toe’, zegt ze. Dan krijgen ze weer het verwijt dat ze betaald worden vanuit het buitenland. Wacht even, zeg ik tegen ze, jullie worden ook betaald uit het buitenland of niet soms? De maat is vol. Over een paar dagen moet ze weer gaan praten op het ministerie. Als ze niet ophouden met hun bemoeizucht sluit ik de tent, zegt ze resoluut.
Ze heeft een paar in het buitenland gewoond. Na de oorlog is ze weer teruggekomen, ze kon het niet aanzien hoe haar land, haar mensen in de vernieling werden gebombardeerd. En weet je, zegt ze, die oorlog heeft het islamitische regime alleen maar versterkt. De echte verliezers, dat zijn de gewone mensen. Die hebben het meest geleden, er zijn nog steeds families die in tenten leven. Ze is ontzettend geschrokken toen ze terugkwam. Ik zag overal oude gezichten, zegt ze. Begrijp je dat? Kinderen met oude gezichten. Ik zag zoveel verdriet en zoveel woede.
‘Er is zoveel kapot gemaakt. Het gaat veel slechter in de families, mannen en vrouwen maken ruzie met elkaar, ouders en kinderen kunnen het niet meer met elkaar vinden, en wat het erge is, we zien nu alleen nog maar de effecten op korte termijn. Wat deze oorlog heeft aangericht zal nog twintig jaar schade met zich meebrengen, en als er geen einde komt aan de belegering, dan nog langer. De mensen zijn gebroken, niet alleen om de oorlog, maar omdat ze alle hoop hebben verloren. Mensen worden cynisch, of onverschillig’.
‘Gaza wordt door de hele wereld in de steek gelaten. Ja, ik weet het dat we vaak in het nieuws zijn en dat er veel hulp wordt gestuurd, maar dat bedoel ik niet. Ik bedoel dat de hele wereld laat gebeuren wat hier gebeurt. Dat geeft de mensen het gevoel dat ze er alleen voor staan, en dat er geen hoop is. De hele wereld kijkt toe hoe wij hier naar de verdommenis gaan. Vertel het ze: ook wij kunnen niet leven van brood en water alleen’.
‘En het slachtoffer van de slachtoffers zijn altijd de vrouwen. Zij zijn het die voor iedereen moeten zorgen, ze moeten rekening houden met de angsten van hun man, met de angsten van hun kinderen, en niemand zorgt voor hen’.
Ik zeg tegen haar dat ik heb gezien dat er al grote verschillen zijn tussen de generaties, als ik naar vrouwen kijk. Fatma die veel geëmancipeerder is dan haar moeder, en haar dochters nemen weer een paar stappen verder. ‘Ik ben niet zo optimistisch’, zegt zij. ‘Ik ben geëmancipeerder dan mijn moeder, dat is waar, maar ik weet niet hoe het nu met de kinderen gaat. Ik zie dat mijn dochter weer bang wordt om de straat op te gaan. Waarom? Omdat de politie nu iedereen in de gaten houdt of meiden niet met jongens omgaan, bijvoorbeeld. Mijn dochter heeft minder vrijheid dan ik had’.
Haar dochter is twee en twintig, en studeerde vier jaar in Jordanië. ‘Ik probeerde haar te waarschuwen toen ze terugkwam. Dit is niet meer het aardige Gaza dat je kende, het Gaza waar je vrij was. Waar je met losse haren de deur uit kon om vrienden te ontmoeten in het openbaar. Zij houdt van rondlopen over straat, ze houdt van de arguilah, de waterpijp. En ze kan niet meer met een collective taxi mee die goedkoop is, ze moet met een eigen taxi, het kost allemaal nog geld, ook dat nog. Zij draagt geen hoofddoek, net als ik, ze heeft er nog geen moeilijkheden mee gehad. Maar ik ben bang dat dat nog komt. Nee’, lacht ze, ‘mij kunnen ze niets meer maken, ik ben te oud, ze kennen me hier in de buurt al zo lang, niemand zou het durven om zich er mee te bemoeien wat ik op mijn hoofd doe’.
Er is wel verzet, zegt ze, maar het zet niet door. Het familiesysteem houdt de vrouwen op hun plaats, want als een vrouw te veel vrijheid opeist kunnen ze dat verhalen op de mannen van haar familie. En dan is het haar schuld als haar broer of haar vader op het politiebureau moet komen om verantwoording af te leggen over háár gedrag. Als je behalve de overheid ook nog je familie tegen je hebt, dan begin je niet zoveel.
Of haar dochter wel in Gaza blijft? Ik weet het niet, zegt ze. Ze houdt van Gaza, maar ik weet niet of ze hier kan leven. Ze denkt nu dat ze hier wil studeren, en dan een echtgenoot vinden, en een baan, en dan kinderen krijgen – maar ik vrees, zegt ze, en lacht, dat niemand naar haar hand zal komen vragen.