Er is een jongetje, dat heet Quds. Jeruzalem.
Zijn moeder is een joods-Israëlische advocate, Allegra Pacheco. Ik ken haar, ontmoette haar in Amsterdam en in Jeruzalem. Zijn vader is een Palestijn, Abed al-Ahmar. Ze leerden elkaar kennen toen Abed in de gevangenis zat en Allegra zijn advocate was. Abed is 37 jaar. Daarvan zat hij bij elkaar opgeteld 11 jaar in de gevangenis, zonder ooit ergens voor veroordeeld te zijn. In Israël kan dat – het heet ‘administratieve hechtenis’. Hij is een mensenrechtenactivist.
Allegra en Abed wonen in het Palestijnse vluchtelingenkamp Deheishe, vlak bij Bethlehem. Het is ondenkbaar dat hij als Palestijn in een joodse wijk kan wonen, dus Allegra is met haar kat ingetrokken bij zijn familie in het kamp.
In november 2002, toen ze net vier maanden getrouwd waren werd Abed opnieuw opgepakt, en alweer zonder proces gevangen gezet. Met administratieve hechtenis weet je nooit waarom ze je opsluiten, je kunt dus ook nooit bewijzen dat je het niet gedaan hebt want je weet niet waarvan je wordt beschuldigd, en je weet ook niet voor hoe lang je zit. Administratieve hechtenis kan elke keer na zes maanden opnieuw verlengd worden met zes maanden. Deze keer is hij voor 20 maanden opgesloten.
Allegra was zwanger. Ze heeft hun zoontje gebaard zonder dat Abed er bij kon zijn. Het is haar gelukt om foto’s van hem de gevangenis in te smokkelen, maar het is haar maar één keer gelukt om met hun zoontje bij hem op bezoek te gaan, door een aardige bewaker die dat clandestien had georganiseerd.
Abed is inmiddels een meer dan geoefende gevangene. In de gevangenis geven de Palestijnen elkaar cursussen, doen aan sport, lezen als ze boeken te pakken kunnen krijgen en houden zo goed en kwaad als het kan contact met de bewoonde wereld door binnen gesmokkelde mobiele telefoons. Bezoek is bijna niet mogelijk, al hoort dat bij de gewone mensenrechten. De enige die vergunning kreeg om Abed eens per twee maanden te bezoeken was zijn moeder. Maar het duurde 19 maanden voordat ze hem mocht zien. De autoriteiten zeiden elke keer eenvoudig dat hij niet kon bewijzen dat ze zijn moeder was.
Abed bracht zijn tijd door met studie en grappen maken. Eens bestelde hij 50 pizza’s voor de veiligheidsofficier via de mobiele telefoon – hij spreekt vloeiend Hebreeuws. Ze begrepen meteen dat hij dat gedaan had – er was geen andere gevangene die Hebreeuws sprak. Alles hebben ze ondersteboven gehaald, maar de telefoon hebben ze niet gevonden.
Tijdens zijn gevangenschap ontsnapten er vier gevangenen. Ze hadden met theelepeltjes een 18 meter lange tunnel gegraven. Maar de meeste Palestijnen die er voor korte straffen zitten deden niet mee aan de ontsnappingspoging. Er zijn gevangenen bij die al drie jaar hun familie niet hebben gezien. Een gevangenisvriend van hem, Amin, lag op sterven. Hij hoorde het via de mobiele telefoon. Abed schreef een brief naar de commandant, in het Hebreeuws, om toestemming te vragen dat Amin zijn moeder mocht zien. Hij had nog maar 40 dagen straf uit te zitten. Maar ze zeiden nee. Hij is pas vrijgelaten toen ze was gestorven en begraven. Nu probeert Abed of er geen mobieltje de gevangenis in gesmokkeld kan worden waarop je ook een fotootje kunt versturen. Dan had Amin zijn moeder tenminste nog even kunnen zien op een fotootje.
Nu is Abed weer thuis – voor zo lang als het duurt. Quds is inmiddels anderhalf. Hij moet erg aan die vreemde man wennen die hem wil knuffelen. Hij denkt dat zijn papa een mobiele telefoon is, zegt Abed een beetje treurig.