Het boek ‘Palestinian Women‘ trok me niet meteen aan, er zijn al zoveel boeken geweest over vrouwen in het Midden-Oosten. Ook de ondertitel maakte me niet meteen enthousiast: narrative histories and gendered memory. Erg academisch. Maar de schrijfster, Fatma Kassem, spreekt morgen in Amsterdam, en dat was een aanleiding om alvast te beginnen met lezen.
Ik ben halverwege. Het boek is veel spannender dan ik had gedacht.
Kassem is een Palestijnse die in Israël woont, een van de minderheid die na de etnische zuivering rondom 1948 in de nieuwe staat Israël achterbleef. De minderheid die in Israël graag de Israëlische Arabieren worden genoemd, als om te verbergen dat ze gewoon Palestijnen zijn, net zo Palestijns als de Palestijnen in Gaza of op de Westoever.
Fatma Kassem, historicus, studeerde aan de Ben Goerion Universiteit in Beer Sheva, en besloot haar proefschrift te wijden aan de mondelinge overleveringen van de vrouwen die die dagen van de Nakba zelf hebben meegemaakt – het zal niet zo lang meer duren of er zijn geen mensen meer over die het nog kunnen navertellen. Zelf had ze de verhalen van haar familie gehoord, en ze besloot met name vrouwen te interviewen omdat die nog minder gehoord worden dan de mannen. Letterlijk, merkte ze op, spraken de mannen in de huiskamer, terwijl de vrouwen meestal zwegen. Hun verhalen hoorde ze vaker in de keuken. En de vrouwen zelf vonden vaak dat ze niets te vertellen hebben: vraag maar aan mijn man, die kan beter vertellen over al die dingen.
Maar het boek kreeg ongewild een dubbele bodem die op verschillende lagen illustreert hoe Palestijnse vrouwen de mond worden gesnoerd en hoe ze onzichtbaar blijven in de geschiedenis, want ze kreeg het aan de stok met haar promotor die niet bereid was om haar onderzoeksvoorstel goed te keuren, tenzij ze een aantal rigoureuze veranderingen aanbracht: het woord nakba – Palestijns voor de grote ramp van 1948 – mocht er niet in voorkomen. Hij kon niet accepteren dat zij, als ‘Israëlisch staatsburger’ zo praatte over wat in Israël de Onafhankelijkheidsdag heet. Ook mocht ze het niet hebben over de ‘hebreaisering’ van de Palestijnse plaatsnamen, die na 1948 een ‘verjoodste’ naam kregen – want dat stond voor de professor vast: het hele land was van oorsprong niet Palestijns maar joods, dus ook de dorpen waar ze over schreef. Ook mocht ze het niet hebben over de tweede en derde generatie na de nakba, want dat deed te veel denken aan de holocaust. En verder stond hij erop dat het juiste Hebreeuwse woord voor Palestijnen Filistijnen hoorde te zijn: een heel ander volk waar de Palestijnen niet van afstammen, met de implicatie dat het eigenlijk een soort infiltranten waren geweest. Kortom: haar academische vrijheid werd ondergeschikt gemaakt aan het in Israël ook aan de universiteiten verplichte zionistische verhaal.
Ze deed een paar concessies om haar werk te redden, kreeg steun van andere academici, de man die haar dwars had gezeten verdween, ze maakte haar proefschrift af, en had nu, voor de handelseditie, twee verhalen die laten zien hoe de geschiedenis gezien vanuit de Palestijnse inwoners die de overgang van Palestina naar Israël aan den lijve hadden meegemaakt nog steeds – ‘wordt verzwegen’ is een te passief woord – actief wordt verdonkeremaand.
Het ging niet langer alleen om het tegenverhaal tegen de zionistische versie van de ontstaansgeschiedenis van de joodse staat rondom 1948, het ging er ook om hoe dat verhaal anno 2011 nog steeds niet verteld mag worden.
Morgen is de boekpresentatie, waar ze bij aanwezig zal zijn in Amsterdam, zaterdag in Den Haag.
Organisatie: Vrienden van Nazareth en The American Book Center
Plaats: In Amsterdam op vrijdag 24 juni om 16.00 uur in het ABC Treehouse, Voetboogstraat 11 (om de hoek van de boekwinkel). Van 17:30-18:30 worden exemplaren gesigneerd in The American Book Center, Spui 12, Amsterdam.
In Den Haag op zaterdag 25 juni om 15.00 uur in de ABC Treehut, Lange Poten 23. Van 16.30-17.30 worden exemplaren gesigneerd in The American Book Center, ook op Lange Poten 23.