Ook de poezen leveren hun bijdrage aan de vaderlandse cultuur. Zo leveren ze een paar woorden die we zonder hen niet zouden hebben. In het Nederlands geven de poezen kopjes. Nou blijkt dat onvertaalbaar in het Duits en Engels (van de andere talen weet ik het niet). Betekent dat dat Duitse en Engelse katten geen kopjes geven? Hoe zou je het moeten vertalen? Als je het vertaalt met ‘giving little heads’ krijg je echt misverstanden, kan ik wel zeggen. Giving head is slang voor orale seks – dat wat Clinton noemde: ik heb het niet gedaan. Als ik zou zeggen ‘my cats love to give heads’ is onze Nederlandse reputatie die door het homohuwelijk en de coffeeshops toch al niet geweldig is helemaal naar de knoppen.
Mijn poezen stellen ook twee nieuwe woorden voor, in het kader van de taalverrijking. Het eerst woord is het werkwoord dozen. Dat is een ernstige aangelegenheid voor een beetje kat. Als er in mijn huis een nieuwe doos binnenkomt is er werk aan de winkel, want daar moeten de poezen om beurten een tijdje in. Ook als het een veel te kleine doos is en Josephine zich er in wurmt om dan een tijdje beklemd te zitten als een te dikke dame in een te strak corset. Zo hoor ik ze praten, als ze denken dat ik niet luister: heb jij al gedoosd, Fien? Nee, Kobus, ik dacht er aan om na het ontbijt een half uurtje te dozen, ga jij maar eerst.
Maar het mooiste woord waarmee de katten onze cultuur hebben verrijkt is het werkwoord kousbroeken. Dozen doen wij als mens zelden tot we overleden zijn, maar kousbroeken, dat kunnen we leren. Dat zit zo. De schrijver Rudy Kousbroek, van De aaibaarheidsfactor, schreef eens dat katten zich zelden laten aaien, maar hun aai meestal zelf maken. Dat kun je heel goed illustreren door je hand vlak boven de kattekop te houden. Meestal duikt de poes dan naar boven, en schurkt zich zachtjes tegen je hand aan, ziezo, die aai is ook weer binnen. Ik zou willen voorstellen om dat verschijnsel, je eigen aai maken, kousbroeken te noemen. Sommige katten kousbroeken niet, die vinden het beneden hun stand of zijn er te dom voor, maar andere katten hebben het tot hoge kunst verheven. Max, God hebbe zijn ziel, was een kei in het kousbroeken, hoe hoog je je hand ook hield, hij moest en zou die aai bemachtigen, al moest hij er voor omhoog springen en je hand naar beneden klauwen.
Maar het aardige is dat ik ook mensen ken die fantastisch kunnen kousbroeken. Ik had een verloofde die broekte kous als de beste. Kwam ik vrijdags na mijn werk bij hem (we hadden een weekeinde LAT) dan riep hij bij de deur al zonnig moet je kijken, ik heb het parket geboend, mooi he, en meteen er achter aan, ik heb zo lekker gekookt, moet je proeven, lekker he? Ik hoefde nooit iets anders te doen dan zwakjes te knikken. Die man haalde in een uur soms wel zes aaien binnen, waar ik, opgevoed met ‘kinderen die vragen worden overgeslagen’ de hele avond vergeefs op kon zitten wachten. Je hebt van die jaloersmakende mensen, die kousbroeken beter dan de gemiddelde kat.
Ja, dat “dozen”, dat vind ik een prachtige term. Vooral ook vanwege de associatie met het Engelse “to doze” — doezelen, en het Brabantse scheldwoord “doos”, voor sukkel, of muts. Ze kijken er ook vaak zo dozig bij. Alsof ze op de bus wachten. ’t Is vervelend, maar iemand moet het doen.
Kopjes geven in het engels is volgens mij to rub up (against legs and things). Kopjes zijn rubs, katten butter you up with rubs. De mijne – poeskees, een volslagen gestoorde kat – geeft zulke ingewikkelde rubs dat ik elke morgen als ik niet heel erg oppas bijna een doodsmak maak.
Al die rubs en hugs en stroking de kat hebben nog een groot voordeel:
The American Journal of Cardiology published an article in 1995 attesting that those of us that own pets are more likely to make a recovery from a heart attack than non pet owners. One of the explanations for this was that stroking a pet releases endorphins into the brain calming the nervous system, and therefore lowering your heart rate.
So, if you want to feel better, forget about your favorite tipple, forget about chocolate, simply go stroke your cat.
Nu we het toch over katten hebben: las vanochtend in de regiokrant over iets heel decadents:
http://www.kattengemak.nl
De verzorgingsstaat slaat over de kop(jes)…
Met alle respect voor Rudy Kousbroeks observatievermogen, maar een kousbroek is een panty in goed Nederlands. In Vlaanderen zeggen ze kousenbroek voor panty, precies als ze altijd op taal zijn, die Vlamingen. In Duitsland heet een panty een ‘strumpfhose”. In een Duits woordenboek kun je onder “strumpfhose”, panty vinden. Om maar aan te tonen dat hoe goed Nederlands dat woord is. Dus jammer voor de aaibedelaars, wat mij betreft.
Wat de Vlamingen doen mogen ze zelf weten, en wat Van Dale zegt (kousbroek = panty) laten we ook maar passeren; de familienaam Kousbroek is uiteraard veel ouder dan het woord panty en moet dus betrekking hebben op een ander kledingstuk, ik stel me voor zo’n ding als je op oude schilderijen ziet, een kniebroek waaronder men kousen draagt.
Wie het naadje van de kousbroek wil weten zou het Rudy Kousbroek kunnen vragen. Ik twijfel er niet aan dat hij de herkomst van zijn naam heeft uitgezocht.
Mijn conclusie: de door Anja Meulenbelt bedoelde kousbroek is beslist geen panty, en de aaibedelaars zitten met deze term gebeiteld.
@ Claar,
Nou, als ‘kattengemak’ zie ik het niet écht. Meer als een duur betaalde, erg lange ‘pyamadag’.
Je moet er toch niet aan denken om maar eens in de twee weken een schone kattenbak te krijgen ?