Zo’n volle dag gisteren, waar zal ik beginnen? In de ochtend heb ik me beziggehouden met het vrouwenproject, terwijl Joes boven aan de training bezig was met de huisbezoekenteams. Gesprekken met mensen die langskwamen, met Fatma, met Ramadan, er valt nog veel over te zeggen. Eerst de huisbezoeken dan. ’s Middags stapte het Kifaia-team met het team van het NCCR in het busje, we bezochten drie patiënten in het noorden.
De eerste een jonge vrouw, 22, gewoon het soort pech gehad dat je in Nederland ook kan overkomen. Longongonsteking, hartstilstand, gereanimeerd, maar ondertussen hersenschade opgelopen. Ze kan nu bijna niet meer lopen, ze kan helemaal niet spreken, en ze moet acht keer per dag kunstmatig door een buisje in haar buik gevoed worden. Als we binnenkomen ligt ze in bed, een hand beweegt naar een zakdoekje, maar veel leven lijkt er niet in te zitten. Joes spreekt met haar ‘mantelzorgers’, een moeder, haar man, ze hebben een zoontje. Maar kijk, als Joes zijn aandacht op haar richt gebeurt er een klein mirakel. Ze verstaat engels. Ze knikt, ja, en nee, op zijn vragen. Of ze kan zitten. Ze knikt ja, en Jahya de fysiotherapeut helpen haar overeind te komen, en daarna zelfs een paar stappen te lopen op trillende dunne benen.
Helemaal goed gaat het nooit meer met haar komen, ze zal zwaar gehandicapt blijven. Ze wordt goed verzorgd, anders was ze allang dood. Maar ze is te mager, er moet wat gedaan worden aan haar voeding. En ze moet vooral niet de hele dag in bed liggen en naar de televisie kijken, want geestelijk is ze helemaal in orde, ze kan zich alleen moeilijk uiten. Maar schrijven gaat wel. Dit is het advies, behalve de dagelijkse zorg van schoonhouden, doorligwonden voorkomen, acht keer per dag voeden, ze moet eruit, meer stimulans krijgen. We zien hoe geduldig je moet zijn om dat te kunnen, maar ook hoe ze opleeft als iemand de moeite neemt om met haar te communiceren. Ze moet een beetje meer geknuffeld, denk ik. Een beetje minder behandeld worden als een invalide, en een beetje meer als een jonge vrouw die pech heeft gehad, en nog van alles te zeggen heeft als ze de kans krijgt en misschien wel wat vaker de armen van haar man om zich heen wil voelen. Maisoon de psychologe doet al ontspanningsoefeningen met haar, nu nog wat meer stimulans.
Onze tweede patiënt is moeilijker. Ook ontzettende pech, van het soort dat je in Nederland niet vaak mee zult maken. Dankzij de gebrekkige elektriciteit in de arme wijk waar hij woont is er een paar maanden geleden een ongeluk gebeurd. En kabel raakte los van de pool, en raakte de jongen van tien, Fadhi heet hij. Geëlektrocuteerd. En ze hadden nog zo gewaarschuwd, want een tijd geleden ging er door diezelfde kabel een ezeltje dood. Bewusteloos en met een harstilstand werd hij naar het ziekenhuis gebracht, gereanimeerd, en weer naar huis gestuurd in een rolstoel. Bijna geheel verlamd, alleen zijn ogen bewegen en zijn mond een beetje, en er komt geen geluid meer uit. En hij kijkt verschrikkelijk boos, vermijdt met iedereen ogenkontakt, en of hij kan horen wat er tegen hem wordt gezegd weet nog niemand. Natuurlijk is hij boos. Hij was een intelligent kind, hij deed het goed op school, hij voetbalde, hij was de hoop van zijn ouders, en nu zit hij daar als een lappenpop, met slappe handen waar hij niets meer mee kan, hij kan zelfs die vieze vliegen niet van zijn gezicht af wapperen.
Maar dat is nog maar de helft van het verhaal, want het andere enorme probleem is hun armoede. Vader is werkloos, ze hebben nog zes kinderen, waarvan een broertje zwakzinnig, om de een of andere reden hebben ze geen contact meer met hun families en ze zijn dodelijk arm. Zwerven van adres naar adres omdat ze de huur niet kunnen betalen. De moeder ontbrandt in een lange tirade, dat alles wat we aan sober meubilair in hun tweekamerwoning zien geleend is, dat de kinderen vaak zonder eten naar bed moeten. Als we de huur maar konden betalen. De vader zwijgt, met de jongste baby in zijn armen. Ik denk dat hij zich schaamt. We zien het vaak, in patriarchaal Gaza zijn het de moeders, de matriarchen, die als leeuwinnen vechten voor hun gezin als de mannen het al moedeloos op hebben gegeven. Het is zo’n moment dat we de wanhoop haast lijfelijk kunnen voelen, want wat kunnen we doen? Er is geen sprake van dat het NCCR dat hele gezin kan onderhouden. En ook geen beginnen aan als ze dat wel zouden kunnen, want er zijn nog veel meer van zulke gezinnen.
Kun je nog wat voor dat verlamde joch doen? Ja, de gewone zorg en zo lang mogelijk proberen om bijverschijnselen en nieuwe problemen te voorkomen. Kijken of er contact met hem te maken valt, de psychologe, Maisoon, die een ontzettende geduldige schat is, is het zowaar gelukt om hem een zwak lachje te ontlokken. We zijn er stil van. Terug in de auto vraag ik Joes wat zijn prognose is. Slecht, zegt hij. Die jongen gaat dood. Die familie gaat het niet lukken om hem de zorg te geven om hem in leven te houden, ook met de hulp van het NCCR niet. Dat is wat ze ook moeten leren: laten gaan. Het zijn zulke volhouders.
Bij het derde adres worden we ook al niet erg vrolijk, want ook hier hebben we te nmaken met het feit dat bittere armoede een groot deel van het probleem uitmaakt. Mohammed is achttien. Een van de vele slachtoffers van Operatie Gegoten Lood. Bombardement, een been moest worden geamputeerd, een arm. En hij zit nog vol met shrapnel, de granaatscherven, en daar heeft hij veel pijn aan. Hij trekt zijn T-shirt omhoog om te laten zien waar al die rotzooi zit, en we zien een lichaam vol littekens, een wonder dat hij niet is doodgebloed.
Hij kan weer een beetje lopen, met krukken en een prothese. Het is een slimme jongen, en behalve zijn beperkingen is er niets met hem aan de hand. Behalve dat hij de oudste zoon is van alweer een familie die niets heeft. Ze wonen in twee vieze kamertjes achter het binnenplaatsje waar wat eenden scharrelen van zijn oma, zeven mensen die slapen in twee kleine kamertjes, op vodden. Wat ze aan kleren hebben hangt over een door de kamer gespannen touw. Ook hier een moeder die haar wanhoop uitschreeuwt – zo kunnen we toch niet leven? Ze hebben behalve een paar kapotte stoelen en twee wrakke bedden niets aan meubilair. Mohammed heeft een rolstoel gekregen. Hij zou geopereerd moeten worden, in Egypte, maar wie gaat de reis betalen? Hij heeft wel een droom voor de toekomst, hij wil een winkeltje beginnen. Hij zit in het jongerenproject waar we vandaag mee aan de slag gaan. Een groep gehandicapte jongeren die we willen helpen om zelfstandig te worden. Dat wordt nog niet zo makkelijk, beseffen we, want je kunt in feite die jongen niet helpen zonder je ook over die familie te ontfermen.
Vanochtend gaan we aan de slag met die jongeren. In restaurant Matoug later zitten we wat gegeneerd te kijken naar al die salades die voor ons worden neergezet.