Interessant leven heb ik toch. De ene week zit ik op het Paleis op de Dam te luisteren naar de poëzie van een Palestijn, nu zit ik in Rotterdam te luisteren naar een Iranese dichter, Amir Afrassiabi en een Turkse schrijver, Murat Tuncel. Ik ben uitgenodigd door Sahne (Turks voor podium), een Turkse Kunststichting. De discussie wordt geleid door Sietske Sötemann. En de vraag is of er een wisselwerking is tussen de Nederlandse literatuur en de allochtone literatoren. Ik ben onder andere uitgenodigd omdat een paar van mijn boeken in het Turks vertaald zijn destijds. Ik herinner me de hevige duscussie over feminisme en socialisme in Istanbul waar ik niets van verstond, behalve dat er hartstochtelijk van mening werd verschild.
(Ali Develioglu en Amir Afrassiabi)
Natuurlijk 0ntstaat er meteen een discussie met een oud thema: kan de literatuur in dienst staan van de politiek? Amir Affrasiabi weert zich: nee, de poëzie moet vrij zijn. Wie weg met het kapitaal wil schreeuwen moet niet proberen een gedicht te schrijven maar weg met het kapitaal schreeuwen. Waarom een gedicht schrijven als een journalist het beter zeggen kan? Maar soms, soms, kun je met een gedicht iets zeggen wat juist een journalist niet kan beschrijven. In zijn land van herkomst was dat anders. Was poëzie subversief omdat je er een realiteit mee kon beschrijven die iedereen begreep, maar waar je toch net niet op te pakken was. Met de taal van de metafoor, zodat je de boodschap tussen de regels kunt lezen. Maar in Nederland, waar alles gezegd mag worden? Hij leest een gedicht voor dat hieronder is afgedrukt. Soms dringt de politiek vanzelf een gedicht binnen.
Murat Tuncel leest een verhaal voor over de Turkse schrijvers die vanuit Nederland publiceren. Dat heeft een tijd geduurd. De eerste gastarbeiders waren geen schrijvers, en leerden nauwelijks Nederlands. Ze zouden toch weer teruggaan. Een vrouw in de zaal weet nog dat ze in die tijd probeerde subsidie los te krijgen voor taalles. Vond niemand nodig. Voor het werk dat de Turken moesten doen hadden ze geen Nederlands nodig, vond men. Nu worden diezelfde mensen, inmiddels oud geworden, gedwongen Nederlands te leren.
Ik heb het over de positieve invloed die ik zie van kunstenaars die van elders komen. Van elders, ook hier hebben we de discussie welke woorden we kiezen in plaats van ‘allochtoon’. Hier is het makkelijk, dit zijn Turkse Nederlanders, maar er hoeft maar één Kaapverdiaan tussen te zitten en het is meteen zo’n mondvol. Amir stelt voor om de allochtonen amfibiën te noemen, deels van het land, deels van het water. Heel creatief. Ik denk niet dat het veel navolging zal vinden.
Ik denk aan de schrijvers die nu in het Nederlands zijn gaan schrijven, zoals Hafid
Bouaza. Hij maakt de taal weer nieuw, omdat hij er met nieuwe ogen naar kijkt, ik ervaar dat als een verrijking. Ook zijn het de allochtone Nederlanders die schrijven over de positie als allochtoon, of een blik werpen op Nederland die niet altijd flatteus hoeft te zijn voor ons zelfbeeld, maar wel aan het denken zet. Er zijn ook kunstuitingen als Shouf Shouf Habibi, of de Duits-Turkse film Gegen die Wand (Absoluut gaan zien!) die juist zijn ontstaan door de dubbele ervaring van migranten. Gegen die Wand zou geen Duitse film kunnen zijn en geen Turkse, het is juist die dubbele, gemengde ervaring die deze film heeft gevormd.
Maar als ik wordt gevraagd naar de mate waarin de migrantenervaring de Nederlandse literatuur heeft gevormd blijf ik het antwoord schuldig. Vroeger had je nog zo iets als geëngageerde literatuur. Nu merk je daar weinig meer van. Ik denk aan Karel Glastra van Loon en dan hebben we het al bijna weer gehad. De nederlandse literatoren leven voornamelijk met hun rug naar de migranten, de moslims, de Nederlanders met een dubbele cultuur, lijkt het wel. Nee, het was iemand al opgevallen dat ik niet sta op de lijst van verontruste schrijvers die na de moord een open brief schreven om hun angst voor verlies van de vrijheid van meningsuiting te tonen. Ik was niet gevraagd, ik zou ook niet ondertekend hebben. Ik vond het schokkend dat dat was waar de Nederlandse schrijvers het eerst aan dachten, aan de vrijheid van meningsuiting die ze allang hebben, ik bedoel, Amir Afrassiabi heeft nog in de Iraanse gevangenis gezeten, hij is politiek vluchteling, waar hebben we het hier over? Mijn eerste reactie was, o God, nu krijgen de Nederlandse moslims er van langs. Ik heb daar geen enkele andere schrijver over gehoord.
Ik weet ook niet of ik bij de Nederlandse literatuur hoor. Het is al jaren geleden dat ik een roman heb geschreven. Ik zal wel weer eens op een dag wakker worden en zwanger blijken van een roman, zo gaat dat, maar nu nog niet. Zelfs voor een non-fictie boek heb ik nu niet de langere adem, de grotere greep. In mijn poging om deze kortademige tijd te begrijpen lees ik meer kranten dan literatuur, en schrijf ik in korte stukjes die nog geen geheel willen vormen. Leve het weblog. Leve de poëzie.
Ali Develioglu, de gastheer, laat me uit. Er waren weinig Nederlanders, vanavond, ik bedoel, Nederlandse Nederlanders. Kwam dat alleen doordat het Sinterklaasavond was? Nee, zegt Ali. Vroeger kwamen er meer Nederlanders. We werven veel, we adverteren en sturen brieven uit. Maar ze komen niet meer. Dat is de politieke situatie.
waar is dat gedicht nu?
Wat zei ik nou? Hieronder.
Naar mijn mening is de relatie tussen politiek en poëzie ambigu en complex. Een gedicht dat (voornamelijk) door politiek wordt bepaald wordt meestal niets. Vooral omdat poëzie concrete, individuele ervaringen moet weerspiegelen om beeldend en aansprekend te kunnen zijn. Aan de andere kant zitten politieke elementen als niet zichtbare lading vaak onder gedichten verborgen. Gewoonweg omdat gedichten uitingen van menselijke ervaringen zijn, waarin ook veel politieke elementen zitten.
De “allochtone”, m.n. Marokkaanse schrijvers die tegenwoordig (ook) in het Nederlands schrijven, zijn inderdaad een verrijking. Niet alleen omdat zij met andere ogen kijken dan gebruikelijk is geweest in de Nederlandse literatuur. Maar ook omdat zij veelal een soort bloemrijk Nederlands gebruiken, dat beinvloed is door de eigen moedertaal en cultuur van het land van herkomst.