Ik weet nog hoe een van de jongens, de zoon van mijn voormalige Palestijnse echtgenoot, schrok in mijn huis toen hij een helikopter hoorde die laag boven Amsterdam vloog, hij rende naar het raam. ‘We zijn niet in Gaza’, zei ik, ‘o ja’ zei hij ging weer zitten.
In Gaza is elk geluid in de lucht slecht nieuws, want het zijn altijd Israëli’s. Die bezetten namelijk ook het luchtruim boven Gaza. Elk kind kan je precies de verschillende geluiden uitleggen: die van de F-16’s, van de Apache helikopters, van de drones, de onbemande vliegtuigjes die permanent over Gaza vliegen, soms alleen om uit de lucht foto’s te maken zodat elke verandering, elk nieuw kippenhok, op de grond bekend is bij de Israëli’s, maar ook om bommen af te gooien. Soms als ’targetted killing’, vertaal maar als een executie zonder proces, soms om een gebouw in de as te leggen, of nog een bom op de menigte die is toegestroomd om hulp te bieden.
Elk kind kan jou als buitenlander les geven: luister, hoor je het verschil tussen granaten die afgeschoten zijn vanaf de zee en die uit de lucht komen, of die van tanks die de grens over zijn getrokken? Luister, hoor je die helikopter? Als die zijn motor afzet gaan ze schieten. Boem boem. Als ze klaar zijn met schieten hoor je de motor weer.
Ik herinner me dat ik met een vriendin in haar auto door Ramallah reed, vlak bij de Muqata waar Arafat toen nog opgesloten zat. We hoorden schoten. Zonder het gesprek te onderbreken draaide ze de auto om en gaf plankgas, wegwezen. Maar tien minuten later hoorde ik weer schoten, en ze reed gewoon door. ‘Hoor je dat niet’, vroeg ik verbaasd. ‘Je hoort toch dat ze nu in de lucht schieten’, zei ze. ‘Net schoten ze ergens op, nu niet.’
Ik hoor het verschil niet. Een Palestijn is geoefend.
Toen in 2005 de nederzettingen in Gaza werden geëvacueerd, onder dramatisch protest van de paar duizend kolonisten die daar weg moesten, deed Israël graag alsof dat een edelmoedige daad was, een uitgestoken hand voor de vrede. En raar toch, dat die ondankbare Arabieren vervolgens reageerden met raketten. Zo zie je maar weer, die lui willen geen vrede.
Wat ze er natuurlijk niet bij vertelden dat Gaza weer eens een nieuwe fase van bezetting inging. Ik had in al de jaren dat ik er kwam de muur en de gebouwen van de grensposten zien groeien, het gevangenissysteem zeg maar, en ik had ook al waargenomen dat er steeds minder mensen in en uit mochten. In 1994 toen ik er voor het eerst was stonden er nog duizenden arbeiders ’s ochtends bij de grens in de rij om in Israël te mogen werken – drie uur deden ze erover om door de controle te komen. In die tijd kon je als er werkende buitenlander nog met je auto over de grens, de controle zat in een eenvoudig houten gebouwtje, en iedereen, die erin moesten en die eruit gingen, liepen door elkaar heen.
Dit blijkt, achteraf, de tactiek te zijn geweest: je maakt de Gazanen afhankelijk van werk in Israël, ook door het ‘industriële terrein’ bij de grens, waar mensen uit Gaza spijkerbroeken in elkaar mochten naaien voor Israël, met etiketjes erin: made in Israel of made in Italy. Dat bracht Gaza jarenlang enige welvaart. Maar het betekende ook dat er weinig industrie in Gaza werd opgebouwd. Vervolgens neem je ze hun inkomsten weer af. Toen de grenzen steeds verder dicht gingen, en het industrieterrein werd vernietigd, nam de werkloosheid dus enorm toe. Vervolgens werd wat er nog aan industrie was, de tegelfabriek, de cementfabriek, de elektriciteitscentrale, plus uiteraard het begin van de haven en het vliegveld opzettelijk vernield. Met opzettelijke, door mensen gemaakte armoede tot gevolg, dat wat de econome Sara Roy ‘de-development’ noemt.
Toen de gevangenis af was werden de kolonisten teruggetrokken. Er werd uiteraard niet bij verteld dat de nederzettingen in Gaza onrendabel waren, dat het te veel geld kostte om daar zoveel leger op de been te hebben om de nederzettingen te verdedigen, die een kwart tot een derde van de Gazastrook in beslag namen. Voor zo’n zevenduizend Israëli’s, tegenover meer dan een miljoen Palestijnen die opeen gepropt zaten op wat toen nog anderhalf keer Texel was. Ook dit is een punt waar toen niet over gepraat werd: er was niet veel land over dat je nog aan Gaza kon onttrekken voor Israël. Op de Westoever daarentegen kon nog naar hartelust land gestolen worden om de facto ingelijfd te worden bij Israël. Dus werden de nederzettingen overgeplaatst naar de Westoever, en het dramatische misbaar van de te evacueren kolonisten was er vooral op gericht om de beloofde compensatie voor hun ‘verlies’ nog wat in de hoogte te drijven.
Een van de eerste acties van het Israëlische leger, toen de kolonisten wegwaren, was het uitvoeren van een geluidsbombardement: straaljagers die ‘sonic booms‘ uitvoerden. Daar vallen geen doden door, als je een paar mensen die stierven aan een hartaanval en wat miskramen niet meetelt. Er waren vooral veel bloedneuzen, tijdelijke doofheid, en in een flink deel van Gaza gingen alle ruiten eraan. En natuurlijk waren de kinderen flink verzenuwd, en kon je nog tijden erna rekenen op kinderen met nachtmerries, die in hun bed plasten. Waar dat voor nodig was? Een lesje, wie er de baas is in Gaza, en dat is nog steeds Israël. Gewoon de schrik erin houden.
Nu wordt de bevolking geplaagd door het lawaai van de drones. Je kunt het met de opname op YouTube nu horen – doe nu want je weet niet hoe lang het blijft staan. Zet wel je geluidsboxen helemaal open, voor het meest realistische effect. Er zijn mensen in Gaza die zouden willen dat er weer een paar Israëlische kolonisten zaten, want dan zou Israël dit niet doen en konden ze weer eens rustig slapen.