Het lijkt alweer een hele tijd geleden dat ik het hier had over het WRR rapport, of liever gezegd, over het dubbelinterview in de Volkskrant van 22 september, met twee WRR mensen, Dennis Broeders en Pauline Meurs. In deel 1, hier, volgde ik hun betoog. Een pleidooi om niet uit te gaan van identiteit, maar van identificatie op verschillende niveau’s.
De discussie werd, zoals dat tegenwoordig in Nederland gaat, geheel ondergesneeuwd en ondergeschreeuwd, deze keer door een uitspraak van prinses Maxima die een deel van Nederland in het verkeerde keelsgat schoot – als zou zij gezegd hebben dat er geen Nederlandse identiteiten bestaan. Wat ze gezegd heeft was wat anders, er is geen sprake van één Nederlandse identiteit. Welles, riep een aantal mensen, nietes, riepen anderen, waarmee een ding in ieder geval duidelijk is: dat ze gelijk had. Er is geen sprake van één Nederlandse identiteit, gezien het feit dat we daar in Nederland hardgrondig over van mening verschillen. Maar wat ik – opnieuw – jammer vind, is dat er zo weinig aandacht was voor het alternatief waarmee het WRR rapport aan komt zetten. Ga uit van identificatie in plaats van identiteit, ga er van uit dat mensen zich kunnen binden op veel verschillende manieren, ga er niet van uit dat er een scheidslijn is tussen allochtoon en autochtoon, tussen wij en zij, ga er van uit dat we met elkaar kunnen bekijken hoe je die bindingen kunt bevorderen, versterken. Om ondanks de onderlinge verschillen, of dankzij de onderlinge verschillen, toch een gemeenschappelijk gevoel te hebben dat we wel goed zitten, dat we het wel redden met elkaar, in dit landje.
Voor wie het niet meer voor ogen staat, ga nog even terug naar deel 1, hier, , en dan ga ik nu verder met deel 2.
We zouden het begrippenpaar allochtoon/autochtoon zo min mogelijk moeten gebruiken, zeggen de WRRers. Dat is een vorm van zelfkritiek, want het is de WRR zelf die in 1989 het begrip allochtoon heeft geintroduceerd, in een poging om een neutraal begrip te vinden om het toen als stigmatiserend ervaren begrip ‘etnische minderheid’ te vervangen. Inmiddels is dat neutrale begrip net zo stigmatiserend geworden.
Ik ben het met ze eens, dat met het verkeerde gebruik van de begrippen een absolute tweedeling wordt gesuggereerd die bijna nooit klopt. Een tweedeling die dwars door gelovig en niet-gelovig loopt, bijvoorbeeld, dwars door mentaliteiten. Wie ‘wij’ en wie ‘zij’ zijn verschilt per situatie. In de laatste iftar die ik beschreef was er sprake van een sterk ‘wij’, wij die van elkaar verschillen, maar die elkaar vinden op een diepe wens naar een open, tolerant, inclusief Nederland, waarin diversiteit niet alleen als een probleem wordt gezien. Op dat moment bestonden ‘zij’ uit de mensen die een vermeende vaststaande identiteit willen gebruiken als meetlat om te beslissen wie er bij mogen horen en wie niet. Of uit de extremen zowel aan de autochtone als aan de allochtone kant, die zich terugtrekken in eigen kring en van geen brug of gemeenschappelijkheid meer willen weten.
Je ontkomt niet altijd aan het begrippenstelsel autochtoon en allochtoon, bijvoorbeeld als je iets wilt zeggen over de vermeende tweedeling in deze samenleving, maar het begrip allochtoon heeft grote nadelen, zegt Meurs. ‘Het is een beleidscategorie geworden. Iedereen die allochtoon is wordt afgerekend op de zwaksten binnen de groep. Bij autochtonen zeggen we: Ja, die zijn allemaal verschillend. Maar bij allochtonen doen we alsof ze allemaal hetzelfde zijn.’
Broeders: ‘Het begrip allochtoon is een krabbenmand geworden. Als je er in zit, kom je er niet meer uit. Je wordt voortdurend terug geworpen in die mand. Daar moeten we van af.’
Heel erg mee eens. Twee dingen die ik steeds meer zie: hoeveel van de ‘allochtonen’ al dachten dat ze inmiddels gewoon als Nederlandse burgers geaccepteerd werden, omdat ze zich zo voelen, omdat ze het zijn, die met dat begrip allochtoon weer aan de andere kant gezet worden, als de eeuwige Ander. En hoe genoeg ze daar van hebben. En hoeveel dreigen af te haken. Dat was ook wat die paspoortenkwestie zo naar maakte. Die ging helemaal niet over de vraag of er situaties zijn waarin het hebben van twee paspoorten op een of andere manier nadelig kan zijn, de subtekst was de vraag naar loyaliteit. En die werd uitgerekend gericht op de meest ingeburgerde, loyale, participerende Nederlanders-met-een-andere-achtergrond als Aboutaleb en Albayrak. Dit was de onderliggende mededeling: wat je ook doet, zolang je je eigen achtergrond niet geheel verloochent en wegdoet, hoor je er voor ‘ons’ nooit echt bij.
En een andere observatie: hoe gebeten en agressief dezelfde Nederlandse groep kan reageren die zo graag de allochtonen (de migranten, de moslims) als groep weg willen zetten, wanneer ze zelf als groep worden gezien. Wat heb ik niet naar mijn hoofd gekregen toen ik (enigszins pesterig, dat wel) constateerde dat het merendeel van de mensen die zo graag tekeer gaan over die anderen zelf een etnische groep zijn, blank, man en rechts. Want wij zijn individuen, zullie niet.
De derde identificatie, na de functionele en de normatieve is de emotionele, zegt het WRR rapport. En dat gaat over het punt dat ik hierboven al aansnijd. Er is geen enkele reden voor om aan te nemen dat de emotionele binding met een land minder is, als mensen daarnaast ook nog een band houden met waar ze vandaan komen. Hun footprints. Die hebben we tenslotte binnen Nederland zelf ook. De Friezen hebben bijvoorbeeld een sterke eigen band met hun taal en hun cultuur die ze vaak ook nog willen houden. Ik geloof niet dat iemand op het idee komt om ze daarom minder Nederlands te vinden, of te suggereren dat je minder Nederlans bent naarmate je je meer Fries zou voelen. Verschillende identificaties kunnen dus heel goed naast elkaar bestaan, zoals, ik heb die vergelijking al eerder gemaakt, je zowel van je vader als van je moeder kunt houden, om het over de rest van je familie maar niet te hebben.
Broeders maakt de vergelijking met de Verenigde Staten, die tamelijk streng zijn over wat je moet doen om Amerikaan te worden. Maar daar (ik heb dat zelf ook vaak genoeg meegemaakt) is je trots op je Ierse of Afrikaanse achtergrond nooit een reden om iemand als minder Amerikaans te zien. Nu helpt het misschien dat de Amerikanen heel goed beseffen dat geen van hen, behalve de inheemse bevolking die grotendeels is uitgeroeid, er op kan bogen tot de ‘oorspronkelijke’ Amerikanen te horen. Niemands Amerikaanse geschiedenis gaat meer dan generaties, een paar eeuwen terug. Want terugdenkend zijn ze weer terug in Europa of in Afrika. Zoals we in Nederland wel graag een ‘oorspronkelijke’ Nederlandse identiteit willen poneren, met voorbijgaan aan alle historische machtswisselingen, grensverleggingen, moord en doodslag tussen bevolkingsgroepen en de invloeden van een lange lijst van binnentrekkende volksgroepen. Ik ben er erg voor dat we onze vaderlandse geschiedenis beter kennen. Niet omdat we dan onze identeit beter zouden kennen, maar omdat we dan zouden ontdekken hoe relatief die is. We zijn tenslotte van Duitsen bloed en hebben de koning van Hispanje altijd geëerd, nietwaar?
De WRR vindt dat kinderen al heel vroeg aan verschillen zouden moeten wennen, dus zijn erg voor gemengd onderwijs. ‘Scholen die met hun rug naar de samenleving staan, moeten gecorrigeerd kunnen worden’. Eens. Maar misschien te simpel. Want dit weten we ook uit onderzoek, ik had het er hier over, gemengd onderwijs is geen enkele garantie dat kinderen minder vooroordelen hebben over de ‘anderen’, en onderwijs in de eigen groep betekent net zo min dat er méér vooroordelen zouden zijn. Er is kennelijk meer voor nodig dan alleen ‘elkaar ontmoeten’, en mijn voorlopige conclusie is dat juist in het huidige gepolariseerde klimaat een bepaalde mate van terug kunnen vallen op de ‘eigen’ groep een uitvalsbasis kan zijn om vandaaruit steviger de brug over te kunnen. Kijk naar de iftars die ik beschreef, daarin werken groepen samen die hun eigen religieuze of culturele of politieke identiteit – of identificatie – wensen te behouden. Juist wanneer mensen zich geborgen en veilig voelen, wanneer ze weten op wie ze terug kunnen vallen, wordt het makkelijker om samen te gaan werken. Zo zie je meer samenwerking tussen Turkse en Marokkaanse groepen, hoewel er ook fikse cultuurverschillen tussen hen zijn. Je ziet samenwerking tussen seculiere migrantenorganisaties en moskeeën. Je ziet samenwerking tussen joodse, christelijke en islamitische organisaties, elk met behoud van wat ze ‘eigen’ maakt.
Bovendien, de zelforganisaties zijn vaak de springplank voor maatschappelijke en politieke participatie. Vrijwel alle ‘allochtone’ politici die ik ken, om het vermaledijde etiket nog een keer te gebruiken, hebben hun kracht, hun talent en hun politieke wil eerst ontdekt in de belangenbehartiging voor de eigen groep. En het is dus heel belangrijk dat ze die band, het omkijken naar de ‘eigen’ mensen mogen behouden zonder dat dat met wantrouwen wordt bekeken. Zo maken we bruggen en versterken we banden, tussen ‘ons die van elkaar verschillen’. Een ‘ons’ waarvan ik hoop dat die sterker blijkt te zijn dan de maatschappelijke krachten die proberen ons tegen elkaar op te zetten. Zij, die liever muren en schuttingen zien dan bruggen.
Oke, Anja, grotendeels mee eens. Wat ik eraan toe te voegen heb, tref je aan op de volgende link:
http://medeklinker.blogspot.com/2007/10/scheffer-en-vogelaar-zitten-er-allebei.html
Vergeet niet het bruggetje (via “Antwoord”)naar CHE Middle East; Maalouf, jou welbekend, heeft het nodige te melden.
Ik las in Staatscourant van 10 okt. j.l. van humanistisch filosoof Joep Dohmen: “Levenskunst is samenlevingskunst” en “In onze cultuur heeft gaandeweg de buitengwoon misleidende opvatting postgevat dat we als eerste voor een ander moeten zorgen en dan pas voor onszelf. Dat komt voort uit het christendom en ook het socialisme. Ik draai het om. Iemand die zorg draagt voor zichzelf, is veel beter in staat om zorg te dragen voor een ander…. Je moet mensen leren om van binnenuit in te zien dat het sociale aspect de kwaliteit van bestaan verhoogt.”
Dat sluit aardig aan bij je betoog, lijke me Anja?