Ochtend: ik assisteer Mark met het maken van de interviews voor zijn film. Khaled, de pionier die na zeven jaar gevangenis besloot om dit project voor gehandicapten op te zetten legt zijn visie uit: dat het niet alleen gaat om medische zorg en psychologische hulp, maar dat mensen met een handicap het recht hebben om als volwaardige en waardevolle mensen deel te nemen, en er dus heel veel moet veranderen in de gemeenschap zelf.
Boven zijn de anderen bezig met een workshop over depressies. Het is voor de mensen hier moeilijk om te onderscheiden wat er met mensen gebeurt; wat is een normale menselijke reactie op een onmenselijke situatie, wanneer spreek je echt over een depressie, hoe help je mensen weerbaarder te zijn. Als ik boven kom hoor ik Annechien, de psychiater, vertellen over hoe mensen het redden als de vier peilers onder hun leven op orde zijn: hun gezondheid, familie, werk, hun vrijetijd, en daar bovenuit, hun religie, en hoe mensen door hun hoeven kunnen zakken als er te veel peilers niet in orde zijn. We zien het steeds opnieuw, op onze huisbezoeken, er zijn bijna geen families met maar één probleem.
Dat betekent ook dat de teams steeds beter leren om de psychologie, de mensenkennis, te integreren in hun aanpak. Het gaat bijna nooit alleen om een kind dat gehandicapt is geraakt, of een oude vader die niet meer kan lopen – er is ook de wanhoop wat er moet met de toekomst van een kind dat niet zal trouwen, over de vader die geen werk heeft, over zieken die in Gaza geen behandeling kunnen krijgen, dat er nergens geld voor is en dat alles trekt ook een zware wissel op de onderlinge verhoudingen binnen de families. Vanwege de privacy en het vertrouwen dat de patiënten ons geven zeg ik het er op mijn weblog niet altijd bij, maar we horen ook verhalen van geweld binnen relaties. Mannen die hun machteloosheid omzetten in geweld tegen hun vrouw. Vrouwen die niet weg kunnen, want scheiden betekent terug moeten naar je eigen familie, en je kinderen achter moeten laten bij de familie van je man.
De teams leren steeds beter om ook zulke verhalen boven tafel te krijgen, en te proberen te bemiddelen, wat een vrouw moet doen voor haar eigen veiligheid, hoe een man overgehaald kan worden om wat anders te doen met zijn frustratie dan alles te projecteren op zijn echtgenote en zich op haar uit te leven. Hoe de familieleden als een buffer kunnen fungeren. Want Blijf van m’n Lijf huizen zijn hier nog ondenkbaar.
We gaan die middag naar een familie waarbij het jongste zoontje is geboren zonder armen. De ouders zijn daar beiden erg van geschrokken, en hadden in het begin moeite om hun zoon te accepteren zoals hij is. Maar het jongetje heeft geweldig goed geleerd om zijn handicap te compenseren, en doet alles met zijn mond en zijn voeten, en rent vrolijk de trappen op en af, en komt weer thuis met een boodschap tussen zijn tanden. Hij laat ons zien hoe hij zelf zijn tanden kan poetsen. Even voel ik me daar ongemakkelijk bij, zitten we niet erg aapjes te kijken? tot het tot me doordringt dat al die aandacht voor dat briljante zelfredzame jongetje ook maakt dat de ouders meer blij met hem kunnen zijn. Dat ze trots kunnen zijn op zo’n bijzonder kind.
Annechien en ik hebben het erover wat ik in Gaza zie, na al die jaren: dat je aan de ene kant kunt zeggen dat praktisch de gehele bevolking stevig getraumatiseerd is. Maar dat aan de andere kant de kinderen over het algemeen erg geliefd zijn. Ook vaders zie je hun kinderen zonder gêne knuffelen en koesteren, ze hebben oudere broers en zussen, en oma’s en nog veel meer mensen die om ze geven.
Als we later op de middag even koffie gaan drinken in het huis van de nieuwe PR-man Ayman, die ook als tolk fungeert, zien we hoe enthousiast een neefje zich in zijn armen, werpt. Ayman is zijn lievelingsoom en de genegenheid is wederzijds. Dat betekent ook dat op uitzonderingen na de kinderen geliefd en gewenst zijn, en ondanks alle onveiligheid toch ‘veilig gehecht’ – misschien dat dat verklaart waarom we ondanks alles zien dat zoveel mensen een onverwoestbaar gevoel van eigenwaarde, van waardigheid hebben. Ik vergelijk dat met mijn werk in de Balkan, daar waren de mensen er psychisch zoveel slechter aan toe, zoveel vaker depressief.
Ik vind het elke keer weer een feest om mee te maken hoe iemand met frisse ogen naar Gaza kijkt, en naar het werk dat het NCCR doet, het fantastische team aan toegewijde mensen waar we zo trots op zijn, en waar we zo graag mee samenwerken. De vertrouwensband is gegroeid, we kunnen veel van elkaar hebben, zij zijn kritischer tegenover ons, wat we zien als een goed teken, en wij kunnen ook vaker zeggen wat wij zien, wat er beter kan. We zien ook dat ze steeds minder bang zijn om tekort te schieten in onze ogen, en daarom met de cases aankomen waar ze graag professioneel advies bij willen hebben omdat ze niet zeker zijn of ze het wel goed doen. En ik vind dat het er ongelooflijk gelijkwaardig aan toegaat. Annechien past er helemaal in, en ze heeft al alle harten gestolen met haar Arabisch en haar echte belangstelling. Ze is in Marokko geweest, en in Syrië, zo’n islamitische gemeenschap is niet zo nieuw, maar ze uit haar bewondering voor de manier waarop mensen overleven en hoe de teams werken. Ze komt vast weer terug.
‘Weet je wat het is,’ zegt Annechien, ‘ik heb het gevoel dat het beste hier in me boven komt’. Wat leuk, want precies die woorden hebben Joes en ik ook eens tegen elkaar gezegd toen we ons afvroegen waarom we steeds maar weer terug wilden naar Gaza. Ja, solidariteit natuurlijk, en een groot gevoel over dat onrecht, wat zo onacceptabel is, en verantwoordelijkheid om er wat aan te doen waar je je niet aan kan onttrekken als je de realiteit eenmaal hebt gezien. Maar dat is niet het hele verhaal. We hebben helemaal niet het gevoel dat we ons opofferen. We krijgen er ook veel voor terug. En nee, dat is niet de ‘dankbaarheid’, het is vooral dat je er gelukkig van wordt als je echt iets bij kunt dragen. Ik zie wat zij aan ons hebben: niet alleen de praktische hulp, maar ook dat ze door ons gezien, erkend en gewaardeerd worden, en dat hoort bij het collectieve trauma van de Palestijnen: er wordt hen onrecht aan gedaan, niemand neemt het voor ze op, nergens kunnen ze hun recht halen, en als ze in verzet komen heten ze ’terroristen’. Maar wij zien ze zoals ze echt zijn, en dat doet ze goed. En voor ons lijkt het ook het meest op wat je hebt in een liefdesrelatie – als het goed gaat – niet alleen wat je krijgt, maar dat je in de relatie bent wie je zijn wilt. In Gaza heb ik het gevoel dat ik ben wie ik zijn wil. En dat doet mij goed.
Joep, de arts voor wie het de tweede keer is, en die ook al helemaal zijn eigen plaats heeft, heeft een kleine verrassing – hij deelt een prijs uit, symbolisch, een paar klompjes, aan een paar mensen die hem in de afgelopen dagen zijn opgevallen. Dia, bijvoorbeeld, die in de training altijd het eerste en hoogste woord heeft en daar ook nauwelijks meer van af te brengen is als hij eenmaal praat, blijkt als hij met zijn patiënten omgaat een engel van geduld. En dan is er de verpleegster Feryal die bij het verlamde meisje met haar gebroken nek als enige zag dat ze niet lekker was en koorts bleek te hebben, wat de drie aanwezige artsen was ontgaan. Hulde voor die liefdevolle blik van een verpleegkundige. En dan is er nog een paar klompjes voor Eyman, die al die dagen tolkte, en nu wel doodmoe moet zijn. Bij de laatste ronde zegt Yahya, we are one body.
’s Avonds zitten we met een grote groep mensen op het strand, met shisha, de waterpijp, met nootjes en glazen mangosap en cola, en kopjes koffie, de kamelen lopen langs, in de verte zien de we lichtjes van de Israëlische marine die de dag ervoor zes vissers gevangen hebben genomen, dus die avond varen de vissers niet uit en de dag erna zal er geen verse vis zijn. Er zijn de afgelopen dagen aanvallen geweest en er zijn raketten afgeschoten, maar nu lijkt er weer een wapenstilstand te zijn – waarvan we als we thuis zijn pas horen dat die het niet heeft gehouden, twee nieuwe doden onder wie een jongetje van zes.
Alles gedaan, borduurwerk ingepakt, alle zakelijke dingen die nog moesten, het overleg over voor welk doel we in september actie gaan voeren – daar zal ik nog een keer uitgebreid op terugkomen, we maken weer nieuwe plannen voor de volgende keer, en dan scheuren we ons weer los, laten onze vrienden achter in hun gevangenis en gaan zelf op weg, de volgende ochtend. Erez, waar we uren moeten wachten, we halen nog maar op het nippertje ons vliegtuig. Mijn Palestijnse hart blijft daar terwijl mijn Nederlandse lijf naar huis vliegt.