Te gast: Kees de Jager. Met dank aan Lia van Son.
Ik loop, maar sommige van mijn beste vrienden niet (meer). Ik kan vertellen dat de wereld er anders uitziet voor iemand in een rolstoel, omdat ik regelmatig met een vriendin in rolstoel ergens heenga.
Het begint al met haar scherpe blik voor stoepjes en andere obstakels. Alles moet van tevoren gepland – bellen: kom ik daar wel in. Ja hoor, geen probleem. Behalve dat je in een museum achter al die staande mensen zit, die niet altijd genegen zijn om je voor te laten. En heel erg veel dankjewel zeggen. En hopen dat je niet hoeft te plassen. Je komt veel behulpzame mensen tegen, absoluut. Maar het is erg leerzaam om mee te maken hoeveel extra energie en vastberadenheid je nodig hebt om een beetje ‘normaal’ leven te leiden.
Hier een verhaal van Kees de Jager.
Rolstoeler op een feestje – 17 September 2012
Een fijne ex-collega nodigde me uit voor haar House Warming party. ‘Kom ik je nieuwe huis wel in, Mieke?’ ‘Ja hoor, daar zorg ik voor,’ zei Mieke kordaat.
Positief kritisch ging ik er naar toe. Positief omdat Mieke doet wat zij zegt, en kritisch omdat ik met voordeuren slechte ervaringen heb. Als er één hoge drempel is, lukt het nog wel. Maar als er twee drempels vlak achter elkaar zitten, wordt het vrijwel onmogelijk. Je kleine voorwieltjes, òf de grote achterwielen, blijven steken. Vaak komt er dan een potige bewoner of buurman aangesneld, die je met rolstoel en al naar binnen wil tillen. Hun kracht en goede wil zijn groter dan hun rolstoelkennis, dus meestal pakken ze je rolstoel vast bij een zwak onderdeel. ‘Nee, niet daar’ zei ik vroeger beleefd, maar hun daadkracht was groter dan hun luistervermogen.
Krak…., boem! De sterke man hield verbaasd een armleuning in zijn hand, en ik zweefde griezelig tussen man en stoep. Sindsdien zeg ik tegen powerlifters direct op autoritaire toon: ‘Afblijven!’ Sorry, maar alleen dàt helpt.
Bij MIeke kwam ik moeiteloos binnen. Attent had zij een oprijplank bij de deur gelegd.
Het was een klassiek pand met zo’n mooie, smalle gang. Geen probleem, maar de draai maken van de gang naar de woonkamer ging moeilijk. En ik wil de boel niet beschadigen. Vanwege mijn soms wat moeilijke entrée, arriveer ik altijd vroeg op feestjes. Dan zijn er nog niet zoveel gasten. Met goede bedoelingen gaan ze zich er mee bemoeien, of schuiven naar het puntje van hun stoel, alsof ze naar een thriller kijken over een ontdekkingsreiziger die klem zit in de jungle.
Als er een bouwvakker onder de gasten is, biedt die soms aan ‘Ik haal die deur er wel even uit, dan kan mijnheer met zijn karretje naar binnen. Morgen zet ik die deur er dan weer in.’ Iedereen weet dat bouwvakkers nooit ‘morgen’ terugkomen, dus dat aanbod wordt geweigerd.
De woonkamer had authentieke elementen, zoals glas in lood en schouwen, maar was niet groot. Het aantal gasten wèl: kort nadat ik binnenkwam waren er al zo’n 30 en dat steeg naar 50. Dat paste niet meer, dus gingen zij zich over het gehele huis verspreiden.
Ik zat klem tussen leuke linkse mensen en rechtse meubels. Verplaatsen gaf het risico om over fraai gelakte tenen te rijden, of een kras op een kast te veroorzaken. Noodgedwongen hield ik het midden, hoewel ik links georienteerd ben.
De deur van de woonkamer naar de gang bleef open, vanwege warmte en drukte. De gangkast en het toilet zaten vlakbij elkaar, en de deuren waren hetzelfde. Veel dames vergisten zich, en openden de deur van de gangkast als ze naar het toilet wilden. Stiekem zat ik te hopen dat een mooie vrouw in hoge nood, haar rok al omhoog deed voordat zij haar vergissing merkte, maar helaas.
In een validenhuis zit uiteraard geen invalidentoilet. Dat zou ook niet kunnen. Daarom neem ik op een feestje maar een paar kleine drankjes, en blijf nooit langer dan een paar uur. Even naar buiten gaan en de bosjes induiken, is ook link. Wildplassende rolstoelers worden net zo hoog beboet als lopende plassers. Een van de weinige punten waarin de gelijkstelling doorgevoerd is.
Iedereen zat te smullen van heerlijke hapjes die je zelf uit de keuken moest halen. Maar daar kon ik niet komen. De gastvrouw bood me aan het begin van alles aan, maar moest daarna heen en weer rennen om de gasten in kleine groepjes rond te leiden door haar nieuwe huis.
Tegelijk met de gezelligheid, steeg het volume van de muziek en de gesprekken.
Naast me zat een jonge politica knapperige stukjes stokbrood met geraffineerde kaasjes te eten. ‘Wil je please ook zo’n lekker hapje voor mij halen’ vroeg ik haar. Ik zag aan haar gezicht dat ze me maar half verstond. Ze antwoordde: ‘Nou en of, het is zeker lekker!’ en smulde door. Ik herhaalde mijn vraag. Ze lachte vriendelijk naar me, en maakte met haar hand een beweging langs haar wang van ‘Yummie, lekker!’ Kennelijk verstond ze alleen ‘lekker hapje he?’
Het feest was geweldig, maar om 11 uur heb ik mijn taxi gebeld. Ik moest nodig plassen en had trek in wat lekkers.
Over deze gastauteur:
Kees de Jager is auteur van het boek ‘Mij krijgen ze niet’, over leven met een beperking in de 60-er en 70-er jaren. Info: www.keesdejager.com