Mijn jaren zeventig
Het begin, althans voor mij: de democratiseringsgolf aan de Sociale Akademie. Nergens beschreven, want we waren geen deel van de studentenbeweging. Ik deed stage bij de werkende jongeren. Wat ik er uit meenam: hoe belangrijk het is om niet over mensen te praten maar met hen. Het ging over de mondigheid van de cliënten van hulpverlening en welzijnswerk, het ging over solidariteit en engagement. Het welzijnswerk is erg uit de mode. Toch zie ik hen nog steeds als de frontlinie in het buurtwerk, in de hulpverlening aan groepen die in de knel zitten, allochtonen in oude wijken, opbouwwerk met jongeren en ouderen, vluchtelingen, asielzoekers. Het thema van toen, de politisering van het welzijnswerk, actueler dan ooit.
Mijn eerste scholingsgroepjes. Las Marx. Een geweldige eyeopener. Over uitbuiting. Ook over de uitbuiting van de derde wereld. Hoe je bij grote maatschappelijke problemen altijd moet kijken hoe dat economisch in elkaar zit. Wie zijn de belanghebbers? De socialistische heilsstaat is niet gekomen. Ik had daar toen al zo mijn twijfels bij, want ook in de socialistische landen waar we toen naar keken was er maar sprake van een halve revolutie. Niet die voor vrouwen. Maar dat we de wereld van nu alleen kunnen begrijpen als we naar de economische belangen kijken: dat ben ik nooit vergeten en is akelig actueel. Zeg olie, en veel wordt opeens duidelijk.
Antiracisme. Ik was lid van het solidariteitscomité met de Black Panthers in de VS. Vandaaruit kwam ik ook in aanraking met Surinamers in Nederland. Mijn eerste kennismaking met het begrip racisme. Nooit meer vergeten. En de solidariteit met een volk elders: direkte lijn naar mijn werk in de Gazastrook.
Ik was actief lid van de jongerengroep in de NVSH, toen nog spraakmakend en opkomend voor een vrijere seksualiteit. Daarbinnen had ik het over vrouwen. De seksuele revolutie was dubbelzinnig. Aan de ene kant waren het juist ook vrouwen die opkwamen voor hun vrijheid, zeker toen de pil was uitgevonden en ook abortus gelegaliseerd, aan de andere kant werd diezelfde seksuele revolutie door de mannen van toen vaak gebruikt om vrouwen onder druk te zetten. Een van mijn eerste artikeltjes heette tussen slet en trut. Boodschap: het gaat niet alleen om het recht om ja te zeggen maar ook om nee te zeggen. Ik schreef voor Sekstant en bleek achteraf een fikse ruzie veroorzaakt te hebben in het bestuur van de NVSH. Maar kijk: opeens bleek Sekstant in plaats van een mannenblaadje ook door vrouwen gelezen te worden.
Later schreef ik Voor Onszelf, het eerste boek over seksualiteit van vrouwen dat uit ging van onze ervaringen, in plaats van ons voor te schrijven hoe we het doen moesten. Nu staan alle damesbladen vol met de informatie die toen nog bijna clandestien was. Maar of nu alle vrouwen alleen maar geheel vrijwillig aan seks doen?
En daar achter aan. Geweld in persoonlijke relaties als thema. Niemand geloofde toen hoe erg het was en als mishandelde vrouw kon je nergens heen. De eerste gekraakte Blijf van m’n Lijfhuizen liepen meteen vol. Dat was het begin van een grote bewustwordingsgolf over het voorkomen van mishandeling en seksueel misbruik. Sindsdien heeft de overheid het overgenomen, is er onderzoek gedaan, wordt de politie getraind om het serieus te nemen, zijn er subsidies, hoewel nog steeds te kleine, voor opvang en hulpverlening. En het thema blijft actueel, nu het er om gaat om groepen vrouwen die nog te veel geïsoleerd zijn te bereiken. En vooral ook de mannen.
De eerste door de overheid erkende opleiding voor vrouwenhulpverlening. Ik gaf er les, vormde de opleiding mee. Vandaaruit kwam de grote mars door de hulpverleningsinstanties. Ik stelde later een reeks boeken samen over gender, psychologie en hulpverlening. Ik gaf er nog lang lezingen en les over, bij gevestigde instellingen. Vrouwenhulpverlening als aparte poot is nauwelijks meer zichtbaar, maar de gedachten er achter zijn gemeengoed geworden.
De praatgroepen. Het besef dat het belangrijk was om onze eigen agenda te maken en die niet op te laten dringen door de toen nog het hoogste woord voerende mannen in MVM en Dolle Mina, toen nog gemengde organisaties. De gedachte er achter is nog actueel: groepen in achtergestelde posities hebben het nodig om eerst enige saamhorigheid te kweken, hun eigen agenda te trekken, in zelforganisatie een eigen kader te kweken. Zie ik nu gebeuren bij allochtonen, en met name bij allochtone vrouwen. Ik weet dus waarom je dat niet over kunt slaan. En waarom ervaringsdeskundigheid zo belangrijk is. Waarom zelforganisatie, desnoods in de vorm van een eigen zuil, de opstap is naar politieke verantwoordelijkheid.
Meerdere therapie achtige, noem het maar op persoonlijke ontwikkeling gerichte stromingen. Het co-counselen. Een beetje sectarisch, maar nooit spijt van gehad. De notie dat je zelf het instrument bent waarmee je moet werken. Dat instrument moet je onderhouden, koesteren, scherp houden. Zonder jezelf te kennen, je eigen makkes, de blinde vlekken, kun je niet goed werken met anderen, geen leiding geven, gaan er dingen mis – te veel ego. Ik moet nog steeds om de zoveel tijd een duizend kilometer beurt. Doe ik mezelf weer in een training, in coaching. Ik zie de mensen waarvan ik zou willen dat ze dat ook deden. De notie, dat eigen groei belangrijk is, komt regelrecht uit de jaren zeventig. Voor mij nooit weg geweest.
De veelkleurige, diverse vrouwenbeweging van toen, het was ook een ongelooflijke kweekvijver voor nog onontgonnen talent. Ik begon te schrijven. En les te geven. Vele van de pioniers van toen ontdekten wat ze konden, ik kom ze nog tegen, en velen van hen zijn pioniers en koplopers gebleven, soms op een ander of aanverwant terrein. Maar wel met een paar basale gedeelde ervaringen waaraan we elkaar nog steeds kunnen herkennen.
Ik studeerde sociale wetenschappen. Dat wil zeggen, andragologie. Het bestaat niet meer. Een geëngageerde studie. De link tussen psychologie en sociologie, tussen individu en maatschappij, en dan toegepast op veranderingsprocessen. Paste me als een handschoen. Toen ik afstudeerde lazen de eerstejaars net mijn artikelen. De achterliggende manier van kijken naar de realiteit, de wisselwerking tussen wat er met individuen en politieke stromingen gebeurt, ik zou willen dat meer opiniemakers, politici, denkers, zo keken naar de realiteit van nu. Geert Mak doet dat, met zijn pamflet. Hoe je de angst van mensen op kunt roepen, kunt manipuleren, daarmee een toestand kunt creeëren die exact dat is waar je de mensen bang kunt maken.
Tegelijk was er ook de ontdekking dat vrouwen een veel te grote groep zijn om onder één noemer te vangen. Dus werd de uitdaging om een theorie te ontwerpen die ruimte liet voor meer verschillen, die tussen vrouwen en mannen, tussen klassen, tussen etniciteiten en culturele achtergronden. Ik schreef er een boek over, De ziekte bestrijden, niet de patient. Het taalgebruik is typisch van toen, de inhoud kan met enige herziening zo weer ingezet worden in de huidige tijd. Ik gaf er tot voor kort nog steeds les over aan toekomstige hulpverleners. De lessen van toen: emancipatie kan niet van bovenaf worden geregeld, hoogstens gestimuleerd. Emancipatie begint waar vrouwen zelf zijn. En de volgende stap voorwaarts bepalen ze zelf. En er zijn vele wegen die leiden naar Rome. Of naar Mekka. Er zijn dus ook verschillende feminismes. Waren er toen al. (Kan iemand dat nog even tegen Ciska Dresselhuys gaan zeggen? En dat het belangrijker is wat je in je hoofd hebt zitten dan wat er op zit?)
Dwarsverbindingen. Coalities. Conflicten. Het besef dat je nooit één thema kon isoleren. Zette alleen vrouwen bij elkaar en wat werd het meeste duidelijk? De onderlinge verschillen. Homobeweging. Onze natuurlijke bondgenoot. Tegelijk net zo goed door mannen gedomineerd. Toch toenadering. Ik dacht toen: wie één vorm van onderdrukking echt goed begrijpt, compleet met wat we toen ‘geïnternaliseerde onderdrukking’ noemden, die snapt alle vormen van achterstelling, uitsluiting en discriminatie, en die zal daar zelf nooit meer aan meedoen. Dat was mijn enige echte grote vergissing, denk ik nu. Te zien aan het feit dat sommige mensen die vroeger voor progressief doorgingen nu een stuitend gebrek aan besef hebben over de groeiende islamofobie. Dat we weer uit moeten leggen dat je dit toch echt racisme moet noemen. Net als in de jaren zeventig.
Praktische politiek. Ik deed mee aan de Bloemenhove bezetting. De strijd om de legalisering van abortus werd gewonnen. Het was een voorbeeld dat me later nog vaak van pas kwam in discussies over buitenparlementaire actie versus deelnemen aan de macht. Bloemenhove was destijds succesvol omdat er sprake was van een breed scala aan directe actie, mobilisatie van mensen zelf, een actiegroep Wij Vrouwen Eisen, vrouwengroepen binnen de partijen, een lobby. Ingezet op alle niveaus’, in samenwerking. Dat deed het. Blijft actueel, nu ook binnen de SP, partij met een voet in de bevolking, de wijken, de acties en een voet in het parlement en in de gemeenteraden.
De internationale kant van de vrouwenbeweging. Het is volstrekt vanzelfsprekend voor me geworden om verder te kijken dan ons eigen landje. Om me verbonden te weten met vrouwen elders. Zo kan ik met minister van Ardenne in de clinch, omdat de positie van vrouwen cruciaal is in de ontwikkelingshulp. Waar vrouwen achtergesteld blijven en te weinig zeggenschap hebben over hun vruchtbaarheid krijgen ze te veel kinderen, is er armoede, kunnen ze hun kinderen niet goed genoeg begeleiden.
De verschillen tussen mensen: ik zat in bondgenotengroepen. Als niet-jodin met een groep joodse vrouwen. Als witte met een groep zwarte vrouwen. De notie dat er sprake moet zijn van een wederzijds proces, maar dat tegelijk het proces aan beide kanten niet hetzelfde is. Tegenwoordig lijkt de regering de integratie vooral op te vatten als ‘zij’ moeten zich maar aanpassen aan ‘ons’ . We kunnen zo weer opnieuw beginnen: integratie is altijd een tweerichtingsverkeer, ook de gevestigden hebben werk aan de winkel en daar worden ze helemaal niet slechter van.
Ik kan nog wel even zo doorgaan, denk ik. De Nederlandse vrouwenbeweging is weggeëbt, maar alles wat ik toen leerde nam ik mee naar de trainingen die ik gaf rondom geweld in de landen van het voormalige Joegoslavië. En in Zuid Afrika. Die eerste noties, dat het belangrijk is om niet alleen met slachtoffers maar ook met daders te werken, die zijn nu gemeengoed geworden. Er is ook veel meer oog voor de traumatische kanten van oorlogssituaties. En de positie van vrouwen daarin. Het werken van toen, met diversiteit, komt me nu erg van pas in het werken met Palestijnen, en ook in het leggen van kontakten met de moslimgemeenschappen in Nederland. Ik ben niet zo bang voor wat anders is. Ik laat me niet zo makkelijk intimideren. Het kan me ook helemaal geen bal schelen of iets ‘politiek correct’ is of niet.
En grote ergernis over de lui die nu doen alsof al die verworvenheden, die inzichten, die emancipatieprocessen een gevolg zijn van ‘de verlichting’. Dat komt neer op vulgaire diefstal, op platte geschiedsvervalsing. Zoals het feminisme bijvoorbeeld wordt misbruikt. Opeens blijken de mannen (en vrouwen) die vroeger geen poot uitstoken erg begaan met het lot van die arme onderdrukte moslimvrouwen – maar niet heus. Want ze kennen ze niet eens. Anders zouden ze weten dat een groot deel van hen al midden in een emancipatieproces zitten. En zouden ze misschien begrijpen dat deze nieuwe emancipatiegolf op twee fronten moet vechten, voor hun rechten als vrouwen, ook binnen de eigen gemeenschappen, en tegen de toegenomen neiging om alle moslims over één kam te scheren en voor achterlijk uit te maken. Dubbele loyaliteiten, een dubbele strijd, daar had ik het vroeger al over.
Natuurlijk kan ik ook nog wel een lijstje maken van wat er niet zo geweldig was. Ik zie ook de te grote overmoed van toen, het te grote geloof in de maakbaarheid van de wereld, die nu merkwaardig genoeg overgenomen lijkt door rechts. Ik zie ook dat de bewegingen van toen hun uitwassen hadden. Hun lunatic fringe. Toen al had ik ruzie met de extreme kampen binnen de vrouwenbeweging die vonden dat lesbisch worden je politieke plicht was, of die zo tegen mannen waren dat er geen enkele andere strategie meer mogelijk leek dan alle mannen verbannen naar Rottumeroog en daar een groot hek omheen bouwen. Ik had ook ruzie met (mannelijk) links, die alleen keek naar de antikapitalistische strijd en te weinig oog had voor vrouwen, voor zwarten, voor migranten. Kan ik nu wel weer herhalen. De tijden zijn veranderd. Het activisme en extremisme lijkt nu meer van rechts te komen. Mochten wij, van links, ooit een grote bek gehad hebben, nu komt het geschreeuw ontegenzeggelijk van de andere kant, de betweterigheid, de simpele oneliners, de we zullen jou wel eens even zeggen hoe het zit.
Maar in mijn eigen leven vertonen de hoofdlijnen geen breuken maar ervaar ik ze meer als een gestadige verdere ontwikkeling. Steeds weer opnieuw vanuit die ervaringen zoeken naar adequate antwoorden voor nu. Soms met meer accent op het ene dan op het andere grote thema. Op vrouwen was ik een tijd uitgekeken omdat ik er geen enkele nieuwe gedachte meer over had. Dat moet de generatie na mij maar op hun eigen manier gaan doen, dacht ik. Nu komt het weer terug met de ‘derde feministische golf’, nee, niet die van Hirsi Ali. De echte, van de vrouwen zelf. Ik heb opnieuw de behoefte me als bondgenote in te zetten. Mijn socialisme kwam weer terug, ik zit nu actief in de SP. Over klasse zouden we het weer opnieuw moeten hebben, nu de groep mensen die geen deel hebben aan de welvaart weer toeneemt. De harteloze kreet ‘eigen verantwoordelijkheid’ van dit kabinet, wat neer komt op: bekijk het maar- als het met jou niet goed gaat is dat onze schuld niet. Daar wil ik graag het ouderwetse begrip solidariteit weer tegenover zetten. Desnoods als christelijke waarde. We zijn wel degelijk ons broeders hoeder. Het harteloze etnocentrisme, het haast provinciale bekrompen nationalisme, eigen soort eerst. Het uitzettingsbeleid van minister Verdonk, gebruik makend van de angst voor moslims. De labbekakkerigheid van de regering als het gaat om Irak, om Palestina. De niet te vreten politiek van Bush. Gebruik makend van alweer, de angst voor moslims. Dat alles, daar moet nog veel meer tegengeluid tegenaan.
Ik heb geen enkele behoefte om me af te zetten tegen het feminisme van toen, tegen het antiracisme van toen, tegen het socialisme van toen, tegen het welzijnswerk van toen. Ik neem zelfs de uitwassen mee voor wat ze waren. Geen beweging zonder. En ik ben al helemaal niet bereid om me waar dan ook voor te verontschuldigen. Integendeel. Ik denk dat de erfenis van de jaren zeventig exact is wat we nu het meeste nodig hebben. Maar dan vertaald naar nu.
Wat een goed overzicht, Anja! Wat herken ik er veel in! Zelf heb ik op diverse manieren aan de acties in de jaren zestig en zeventig meegedaan. (Democratisering van de universiteit, internationale solidariteit, wijken- en bedrijvenwerk, enz.). Ben overigens ook heel korte tijd lid geweest van Dolle Mina, toen dat nog kon. Later, in de jaren tachtig, heb ik ook nog even “geroken” aan de mannenbeweging, maar ik voelde mij daar niet echt thuis. Als witte man, die het voorrecht had gehad een goede opleiding te volgen, voelde ik me helemaaal niet onderdrukt. En de trend om zich “slachtoffer” te voelen en zo te gedragen stond me helemaal niet aan. Wel was het zinvol om de veelal onbewuste psychologische mechanismes te onderkennen, die de relaties tussen de sexen en binnen de sexen beïnvloeden, en die aan te pakken.
De jaren tachtig heb ik als een enorme dip ervaren. Het tijdperk van “no-nonsense” en “ikke-ikke-ikke-en-de-rest-kan-stikken”. Tevoren had ik, achteraf naïef, een veel te sterk “vooruitgangsgeloof” gehad: de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen zouden steeds verder in de goede richting gaan. Dit is dus veel te optimistisch gebleken. Vooral het feit, dat jongere generaties -die toch de voordelen hadden van de resultaten van de strijd die vóór hen was gevoerd-grotendeels weer veel conservatiever waren, heeft me enorm teleurgesteld.
Verder deel ik volledig je weerzin tegen de trend tot zelfverloochening van een deel van de activisten van toen. Alsof het helemaal geen serieuze zaak was! En de onzinnige veroordeling van “politieke correctheid”, naar mijn mening een scheldwoord van rechts. Deze term gebruik ik tegenwoordig als geuzenterm: het is prima om in politieke zin correct te zijn, als het maar niet van buiten is opgelegd, maar van binnen uit komt.
Leuk, Olav. Er zitten aan dat korte, in de haast en een beetje in woede opgeschreven overzichtje van mij nog zoveel verhalen vast. Bijvoorbeeld over mannen en de vrouwenbeweging. Ik vond het toen heel belangrijk dat we eerst als vrouwen onder elkaar uitmaakten waar het nou echt over ging en zelf de agenda bepaalden en de leiding hielden. Er waren ook mannen toen die het nogal zuur vonden dat ze buiten werden gesloten. Ik kon dat later wel navoelen, toen ik als witte een keer uit een zwarte groep werd gezet. Zelfde proces, nu van de andere kant af. Hoe ik me voeldë: waarom mag ik niet meedoen, ik ben toch een goede witte? Vervolgens het besef: die tekst doet me ergens aan denken.
Later de pogingen samen te werken met de nieuw ontloken mannenbeweging. Was niet zo makkelijk want er zat veel geklaag en veel concurrentie bij. Ik heb met Jan Andreae, waar ik nog mee werk, nog interessante bijeenkomsten geleid, van vrouwen over mannen, van mannen over vrouwen. Niet erg geslaagde pogingen om de vrouwenhulpverlening en de mannenhulpverlening aan elkaar te koppelen. Ook over het ‘mannenvraagstuk’ heb ik nog boeken samengesteld en ingeleid, zoals “De eerste sekse”.
Zie je, dat lijstje was nog lang niet volledig.
En ja, waar ik mezelf ook op heb moeten betrappen, is een soort vooruitgangsgeloof. Ik dacht echt dat veel van wat we toen hebben geleerd niet meer zomaar ongedaan gemaakt kon worden, zoals het besef over racisme. Ik ben dus de afgelopen tijd behoorlijk geschrokken en kwam echt in een soort dip: is alles dan voor niks geweest? Dat was het dus niet, maar in een bepaalde mate is het waar dat sociaal inzicht niet net zo ‘houdbaar’, vasthoudbaar, overdraagbaar is als wetenschappelijk inzicht (John Gray) en dat het in een bepaalde mate dus waar is dat je historisch gezien weer opnieuw moet beginnen. Dat vooruitgangsgeloof zit trouwens nu bij de verlichtingsadepten. A shortcut to enlightenment. Zelfde fout.
In de jaren zeventig was ik 0-7 jaar. De jaren tachtig heb ik veel bewuster meegemaakt – en hierin herken ik Olav niet – maar nog veel te klein om mee te doen: mijn grote broer/held Evert was actief in de kraak- en anti-kernwapenbeweging. Discussies aan tafel over Dodewaard, Nicaragua, kernwapens.
Vraagje aan hen die toen al ‘grote mensen’ waren: was het optimisme in die tijd groter, of is dat slechts mijn indruk?
@ Christine de Vos (3):
Je hebt er gelijk in dat in de jaren tachtig ook allerlei acties zijn gevoerd. B.v. kraakacties en de demonstraties tegen de kruisraketten (Amsterdam 1981 en Den Haag 1983), waaraan ik ook heb deelgenomen. Maar in mijn herinnering gebeurde dit vooral in het begin van de jaren tachtig, en nam geleidelijk de “ik-cultuur” steeds meer toe. Ik was dus wel wat kort door de bocht met mijn beschrijving, en misschien gaat het wel om een “generatiegebonden” ervaring.
Overigens betekende het e.e.a. niet, dat ik bij de pakken ben gaan neerzitten…..
Christine schrijft: Vraagje aan hen die toen al ‘grote mensen’ waren: was het optimisme in die tijd groter, of is dat slechts mijn indruk?
Ik was begin jaren zeventig beginnend groot mens en student, Christine. Nog op de leeftijd dat de hele wereld voor me lag en alles open was. Dus ikzelf was optimistisch, al herinner ik me goed dat ik ook weet kreeg van nieuwe dreigingen zoals hiv en milieubedreigingen en besef kreeg van mondiale en nationale machtsverhoudingen en machtsmisbruik. Dat zette me erg aan het denken.
Het meest belangrijke wat ik zie als ik naar die jaren terugkijk is, dat ik toen het gevoel had dat iedereen om me heen net zo wakker was als ik en meedacht, mee wilde denken over politiek en samenleving. Dat er volop plekken waren waar je met elkaar in discussie kon en dat ik daar ook hartstochtelijk aan meedeed. Het was de tijd van medezeggenschap en ik maakte daar bewust gebruik van. Het was ook de tijd van aandacht voor publiek belang boven eigenbelang.
Ik weet niet goed of je dat optimisme moet noemen. Nogmaals, mijn eigen leeftijd van toen kleurt mijn ervaring en mijn leeftijd van nu kleurt mijn herinneringen.
Maar het was zonder twijfel een tijd waarin ik me meer verbonden voelde met de mensen om me heen – ook met mensen die ik niet kende of die een totaal ander leven leefden. En zij met mij.
Idealisme, gedeelde idealen, dat komt er voor mijn gevoel dichter bij dan optimisme.
Idealen heb ik nog steeds. Nog steeds hardop, ook. Maar het is wel moeilijker geworden, plekken te vinden waar je ze met anderen kunt delen en (proberen te) verwezenlijken.
Dag Anja,
Heel herkenbaar… ik was trouwens een van de doorgeslagen feministes, die alleen nog met vrouwen die met vrouwen enz. omgingen. Jouw boek “De schaamte voorbij” ging me te veel over mannen. Dus weg ermee. Later heb ik het beter begrepen.
Boos op de hele wereld. Niets deugde. Maatschappij niet, mannen niet, vrouwen niet, vriendinnen niet en ik niet. Dus er bleef niet veel over. Tot het punt dat ik niet meer kon en het water me tot de lippen stond.
Net na het moment dat ik in het water wilde springen… (er lag ijs, dus dat wilde niet zo) heb ik me gerealiseerd, als het zo slecht met me gaat, kan ik alleen nog maar alles doen om gelukkig te worden. Zette al mijn oude ideeen ter plekke opzij en voelde me als een klein babietje dat opnieuw begon.
De zoektocht naar geluk, maakte me al een stuk gelukkiger. Een wereld ging voor me open. Er was niets en niemand en zeker ikzelf niet, om me tegen te houden.
Eo, Krisnamurtie, Baghwan.. enz.
Op een gegeven moment kreeg ik prachtige godservaringen en voelde liefde door me heen stromen. Zoals ik vroeger iedereen haatte, voelde ik liefde voor iedereen die ik tegenkwam en voor mezelf.
Nu is dat wat rustiger, hoewel ik het niet meer echt kwijt ben geraakt. Soms vergeet ik het en ga weer mee in de soep van de wereld. Als ik het me weer herinner, dan weet en ervaar ik dat mensen eigenlijk snakken naar liefde. alleen zoeken we het in: wij tegen de rest van de wereld of geld of instituten.
Heb de meest harde figuren zien smelten omdat ze echt gezien werden. Zoals ze werkelijk zijn. Ik ken een rechercheur die moordenaars verhoort met liefde en er komen de meest wonderlijke openingen in harnissen van mensen.
Ik zie wat er gebeurt in Nederland en in de wereld. Het is goed om daar doorheen te zien en je stem te laten horen en concrete zaken aan te pakken. Woede geeft ook kracht.
Toch merk ik dat vrede vinden in mezelf en liefde een grotere kracht is. Ik heb geleerd God of mijn hogere zelf of hoe je het noemen wilt het werk te laten doen. (als ik het niet vergeet).
Geen spijt van het verleden. Die periode als radicaal feministe had ik nodig om te komen waar ik nu ben.
Hartelijk dank voor je artikel, er kwam weer veel naar boven van vroeger. Marja
Het weblog lezend vanuit een heel ander gezichtspunt vraag ik me toch af: Zijn de jaren zestig niet eerder een beginpunt van een ontwikkeling die nog tot heden doorspeelt ? De politieke betrokkenheid van de jaren zeventig is ingeruild voor lidmaatschap van pressiegroepen, geprofessionaliseerd, al dan niet gesubsidieerd. Staan de jaren zeventig niet voor een overtuiging die zich uitstrekt over meerdere decennia. De regering Den Uyl heeft niet tien jaar geregeerd, Engelbert Humperdinck was populairder dan Frank Zappa en in de jaren tachtig kwamen er toch wel zeer veel mensen demonstreren voor de vrede en tegen kernwapens. De jaren zeventig is spraakmakend naar mijn mening omdat de elites werden vervangen, de culturele omgangsvormen minder hierarchisch werden (over Excellenties nog maar te zwijgen), maar tegelijkertijd is er ook minder veranderd dan waarop sommigen hoopten. De excellenties van vandaag zijn topmanagers (al dan niet bij de overheid), de pluchebijters van vandaag waren de hemelbestormers van gisteren.