(foto van de Palestijnse expositie van ROOD, zie de Zajel)
Bij het bezoek aan Bush heeft Sharon een standje gekregen. Hij moet nu toch echt eens ophouden met de uitbreiding van de nederzettingen. Gaat dat standje iets uithalen? Ik geloof er niets van. Tot nu toe heeft Sharon zich nooit wat aangetrokken van het feit dat de nederzettingenbouw illegaal is, en dat het de bedoeling van de Roadmap for Peace was dat hij de bouw op zijn minst zou bevriezen. De uitbreiding van de nederzettingen is nooit gestopt. Dat zou nu eindelijk wel eens kunnen, want feitelijk is de infrastructuur voor het beheersingsplan voor de Westoever, de ‘matrix of control’ praktisch klaar. Jeruzalem is afgesneden van het Palestijnse achterland, de mensen die in de nederzettingen wonen zijn met een halfuurtje rijden in Tel Aviv, de Palestijnen zijn opgesloten in kleine enclaven en doen er uren over of nog langer om naar hun werk hun school hun familie het ziekenhuis te gaan.
Het is nog erger: Bush heeft op de persconferentie laten weten het er mee eens te zijn dat de grote nederzettingen op de Westoever bij Israël worden getrokken. En daarmee geeft de grootste macht ter wereld het groene licht voor de vergaande schendingen van de Conventies van Geneve. De bezettingspolitiek van Israël is geslaagd. Of het daarmee nog mogelijk is om een Palestijnse staat te vestigen zoals in alle respectievelijke vredesplannen vanaf Oslo tot en met de Roadmap de bedoeling was is dus zeer de vraag. Maar het was voor wel meer Sharonwatchers al duidelijk dat het nooit Sharon’s idee was om een werkelijke Palestijnse staat op te laten richten. Op zijn best worden het een paar van elkaar geïsoleerde grote reservaten, bantoestans, waarbinnen de Palestijnen maar moeten zien hoe ze in leven blijven.
Een tweede belangrijke mededeling op de persconferentie was dat de Palestijnse ‘militanten’ nog niet voldoende uitgeschakeld zijn om opnieuw onderhandelingen te beginnen. Dat is de makkelijkste methode voor Sharon om mee te delen dat hij nooit van plan is om aan onderhandelingen te beginnen, want het is flauwekul om van Abu Mazen te eisen dat hij elke vorm van verzet in de kiem kan smoren terwijl er nog van geen kant duidelijkheid is over de beëindiging van de bezetting. Integendeel. Het is duidelijk dat die bezetting voortgezet zal worden, ook in Gaza.
De Palestijnen hebben laten zien dat ze de staakt het vuren afspraak serieus hebben genomen. Ook Hamas werkt mee, is inmiddels bereid om zich binnenlands in het politieke proces te voegen. Maar voor Sharon is dat natuurlijk niet genoeg, die blijft eenvoudig beweren dat de militanten nog niet voldoende beteugeld zijn. Ondanks het feit dat volgens het internationale recht elk volk onder bezetting het recht heeft om verzet te plegen – zolang er maar geen burgers doelwit van worden.
Ondertussen heeft Sharon zijn handen vol aan de aangekondigde ontruiming van de Gazastrook. Nu zijn het joden tegenover joden, en dat is pijnlijk en lastig. Maar laat niemand zich door de woorden waarin het ontruimingsplan gevat is laten misleiden. Er is geen sprake van dat dit het begin is van de opheffing van de bezetting. Als Sharon zegt dat hij toch niet eeuwig kan heersen over een paar miljoen Palestijnen dan zegt hij niets anders dan dat het niet zijn bedoeling is om de verantwoordelijkheid voor de Palestijnse bevolking te nemen – nadat hij ze heeft opgesloten en afgegrendeld. Niet dat hij ooit enige verantwoordelijkheid heeft genomen. De Palestijnen zijn in leven gehouden door de VN en door buitenlandse mogendheden.
Wat er gaat gebeuren is niets meer of minder dan een hergroepering van het leger en de nederzettingen. Het was al lang duidelijk: de nederzettingen in de Gazastrook zijn te duur en onrendabel. Voor zo’n zevenduizend kolonisten was dagelijks een groot deel van het leger op de been om hen te beschermen. De wegenbouw, de ‘veiligheidsstroken’, het kostte allemaal een fortuin, en daar kreeg Israël weinig voor terug. Dus wordt Gaza nu ingericht als het grootste strafkamp ter wereld. Anderhalf miljoen mensen op een terrein dat na terugtrekking van het leger ongeveer anderhalf keer Texel is, met een ondoordringbare muur er omheen, omsingeld door leger, de grenzen, de zee, het luchtruim blijven in handen van Israël. Nu al worden Palestijnen gedeporteerd en gedumpt in Gaza waar ze vervolgens niet meer uit kunnen.
Zeker zal het voor de bewoners van Gaza een opluchting zijn als de ontruiming gaat lukken en de kolonisten en het leger ophoepelen binnen hun gevangenis – dan hebben ze wat meer ruimte, dan verwdijnen hopelijk ook de interne checkpoints die de Gazastrook om de haverklap in drieën splitsen en kun je misschien weer gewoon van het noorden naar het zuiden reizen: veertig kilometer, waar je nu vele uren en soms dagen over doet. Dan kunnen jongetjes misschien weer gewoon voetballen zonder dat er vanuit de nederzettingen op ze wordt geschoten. Dan kunnen de families in het zuiden in de zomer misschien naar het strand dat nu in beslag wordt genomen door de kolonisten. Het is een verbetering, en de Palestijnen die weinig hebben om hoop uit te putten grijpen dat aan als een teken dat het misschien nu eindelijk eens beter zal gaan.
Maar eerst krijgen ze nog de ellende van de ontruimingen. Of dat gaat lukken zonder dat er doden vallen, ook onder de Palestijnen kunnen we alleen maar hopen.
Ik vrees dat latere generaties terug zullen kijken en zich af zullen vragen: ‘Hoe heeft het Westen de Palestijnen toen zo in de steek kunnen laten?’ Het is nog tragischer omdat Israël volledig afhankelijk is van Amerikaanse steun. Amerika heeft de middelen in hande om op vreedzame wijze Israel tot een ander politiek te bewegen, en in ruil daarvoor garanties van de Palestijnen te vragen.
Ik en andere Zuid-Akrikanen zien veel overeenkomsten tussen de beleving van de Israëlis nu, en blanke Zuid-Afrikanen onder de apartheid. Er is dus nog hoop dat de Israëlis zelf tot inzicht zullen komen. Maar in Zuid Afrika was er veel druk van buitenaf nodig en wereldwijde medeleven met het lot van de zwarte Zuid-Arikanen. Er was uiteindelijk ook een besef dat het voortzetten van de Apartheid economisch gezien gewoon niet mogelijk was.
Waarom reageert het Westen zo anders op de Palestijnen? Hoeveel tranen moeten nog vloeien aan beide kanten? En waarvoor?
Twee oorlogsmisdadigers bij elkaar, dus dat standje van Bush stelt niets voor.
Met zijn uitspraak dat de voornaamste ‘settlements’ mogen blijven negeert Bush zowel de door alle partijen (ook de U.S. en Israel) aanvaarde resolutie 242 van de Veiligheidsraad, een uitspraak van het Internationale Hof van Justitie betreffende de onwettigheid van de ‘settlements’ en de initiele Amerikaanse politiek betreffende deze resolutie.
Israel is er in geslaagd hier en daar (o.a. zo’n dertig jaar geleden bij de Nederlandse regering in de persoon van Max van der Stoel) enige verwarring te scheppen over de juiste interpretatie van deze resolutie door te beweren dat de weglating van het bepalend lidwoord ‘the’ voor de woorden ‘occupied territories’ inhield dat het zich niet uit ‘alle’ doch alleen maar uit ‘sommige’ gebieden behoefde terug te trekken.
John McHugo, toen ‘visiting fellow’ aan de ‘Scottish Center for International Law’ aan de Universiteit van Edinburg, heeft in een uitvoerig artikel geargumenteerd dat deze interpretatie op een misvatting berust. Het artikel werd gepubliceerd in de ‘International and Comparative Law Quarterly’ van Oct.2002, Vol.51,4. Ik zal hier de voornaamste punten van zijn betoog aangeven en het hier en daar aanvullen.
McHugo bespreekt in detail de twee voornaamste argumenten voor de Israelische interpretatie van 242. Die zijn:
(a) van semantische aard: de juiste betekenis van ‘withdrawal from territories occupied in the recent conflict’ is dat Israel alleen maar verplicht is zich uit ‘sommige’ niet ‘alle’ gebieden terug te trekken;
(b) ‘historisch’: het was de bedoeling van de opstellers van deze resolutie van de Veiligheidsraad dat Israel sommige van deze gebieden kon behouden;
Voordat McHugo verder op deze argumenten ingaat bespreekt hij eerst een misverstand dat deze discussie vaak op een zijspoor heeft gebracht, namelijk dat het een verschil uitmaakt of Israel de agressor was in 1967 of alleen maar een zelfverdedigingsoorlog voerde.
Deze kwestie is irrelevant, zegt McHugo.
“Het was eens een staat toegestaan om, door het recht van verovering, souvereiniteit te verwerven over een gebied bij de beindiging van de oorlogstoestand. Dit recht werd nietig verklaard toen, na de Eerste Wereldoorlog, de Volkenbond werd opgericht. Het afschaffen van (het recht van) verovering houdt ook een verbod tot gebiedsverwerving door daden van zelfverdediging van een staat in”
Er is alleen maar een soort gebied dat door een staat eenzijdig geannexeerd kan worden: ‘terra nullius’, oftewel onbewoond gebied of gebied bewoond door volken die geen sociale of politieke organisatie kennen.
Geen van de gebieden die door Israel in de Zesdaagse Oorlog werd bezet valt onder deze definitie.
Vervolgens houdt McHugo zich bezig met het semantische argument, het argument dus dat, althans in het Engels, het bepalend lidwoord ontbreekt voor de woorden ‘occupied territories’.
Israel steunt sterk op dit argument en pro-Israel websites hebben het uit den treure herhaald. Zo zegt bijv. Hasbara.nl: “In tegenstelling tot wat vele media en de Palestijnen ons proberen voor te houden, spreekt deze resolutie niet over de terugkeer van Israel naar de grenzen van voor 1967. Het gaat hierbij om de volgende tekst: “(1) Withdrawal of Israeli armed forces from territories occupied in the recent conflict”. Heel bewust is hier het lidwoord ‘the’ twee keer weggelaten. Namelijk voor ‘Israeli armed forces’ en voor ‘territories’. De resolutie spreekt dus niet van de terugtrekking van alle Israelische gewapende eenheden uit alle bezette gebieden.”
Voor McHugo betekent het ontbreken van de woorden ‘all’ of ‘the’ niet noodzakelijkerwijze dat ‘some’ is bedoeld. Hij geeft hier voorbeelden van wettelijke of quasi-wettelijke voorschriften met een soortgelijke formulering waarbij dat duidelijk niet het geval is. Wanneer we bijv., bij de ingang van een park, een bord vinden met het opschrift ‘Dogs must be kept on the lead near ponds in the park’ is de meest voor de hand liggende interpretatie: alle honden – alle vijvers.
Voorts ontbreken het bepalend lidwoord of het woordje ‘all’ in andere zinsneden van resolutie 242, maar ook daar maakt de context duidelijk dat ‘all’ is bedoeld: zie bijv par.2a die de noodzaak van vrije scheepvaart bevestigt ‘through international waterways in the area’.
Er zijn echter, zegt McHugo, een aantal internationale waterwegen in dit gebied.: het Suez kanaal, de Straat van Tiran bij de ingang van de Golf van Aqaba, en de Bab al-mandab bij de ingang tot de Rode Zee. Israel zou voor een onplezierige verrassing hebben gestaan als Egypte uit het ontbreken van de woorden ‘the’ en ‘all’ hier de conclusie getrokken had dat het dus de blokkade van de Straat van Tiran voort kon zetten.
Het zelfde argument geldt voor de zinsnede ‘the right to live in peace within secure and recognized boundaries’. Hier zijn duidelijk alle grenzen bedoeld.
McHugo besteedt vrijwel geen aandacht aan het argument waarop andere tegenstanders van de Israelische interpretatie van resolutie 242 sterk hebben vertrouwd: nl. het feit dat in de Franse tekst het bepalend lidwoord niet ontbreekt voor de woorden ‘territoires occupees’.
Hij vermeldt alleen maar dat de Franse vertegenwoordiger bij de VN aan de Franse tekst van de resolutie de zelfde betekenis toekende als aan de Engelse.
Toch is het de moeite waard wat nader op die kwestie in te gaan. Het Frans is niet alleen een van de zes officiele talen waarvan de VN zich in intergouvernementele vergaderingen bedient maar ook, naast het Engels, de enige taal waarvan het Secretariaat zich bedient. Het lijkt dus in interpretatie-kwesties gelijke rechten te hebben met het Engels.
Beste Arie, nu je geheel uit jezelf fungeert als de leverancier van de meest uitgebreide en gedegen voetnoten bij wat er over Palestina/Israël op dit weblog verschijnt, stel jezelf eens voor, wil je?
Wanneer het gaat om een interpretatie van resolutie 242 te vinden die recht doet aan zowel de Engelse als de Franse tekst kan men een principe toepassen waarop in zulke gevallen in het internationale recht gewoonlijk een beroep wordt gedaan. Dit principe is tot die interpretatie te besluiten die het beste met de tekst in beide talen overeenkomt. De idee dat resolutie 242 Israel’s (volledige) terugtrekking uit ‘de’ bezette gebieden vereist is een mogelijke interpretatie van de Engelse tekst en wordt geimpliceerd door de Franse tekst. Op grond van dit feit zou men dus tot de aanvaarding van deze interpretatie kunnen besluiten.
Tegenstanders van deze interpretatie stellen echter dat het Frans een bepalend lidwoord vereist waar dat in het Engels niet nodig is, dus het gebruik in het Frans van het bepalend lidwoord impliceert niet dezelfde betekenis als dit gebruik in het Engels heeft.
Ze menen echter hun sterkste argument te hebben in het wetsprincipe ‘expressio unis et exclusio alterus’ hetgeen inhoudt dat de termen die niet gebruikt worden in een wetstekst er opzettelijk uitgelaten zijn.
Hier zijn we dus bij het ‘historische’ argument, de tweede poot van McHugo’s betoog. De voorstanders van de pro-Israel interpretatie beweren dus dat het bepalend lidwoord opzettelijk niet is gebruikt en dat dat de interpretatie vereist die hun voorkeur heeft.
Ze schoren dit argument met verwijzingen naar een paar uitspraken van een van de voornaamste opstellers van resolutie 242, de Britse Lord Caradon, en de toenmalige Amerikaanse ambassadeur bij de VN Arthur Goldberg.
Volgens McHugo betekent deze ‘historische’ interpretatie een vertekening van wat zich werkelijk heeft afgespeeld.
Het is waar dat er verschillende voorstellen waren, van o.a. enkele Latijns Amerikaanse, de Indische en de Russische delegatie, om de woorden ‘all’ of ‘the’ in de resolutie op te nemen en dat, ten dele onder Israelische druk, die woorden opzettelijk niet gebruikt werden in de uiteindelijke Engelse tekst.
Maar dat deze delegaties daar genoegen mee namen, en dat de resolutie tenslotte met algemene stemmen werd aangenomen, was voornamelijk te danken aan het feit dat Lord Caradon, en ook de Amerikaanse delegatie, hen er van overtuigden dat, wannneer men naar de hele tekst van de resolutie keek, het weglaten van de woordjes ‘all’ en ‘the’ geen substantieel verschil uitmaakte. Het artikel betreffende de terugtrekking vond namelijk zijn tegenhanger in de in de preambule opgenomen bepaling: ‘emphasizing the inadmissibility of the acquisition of territory by war’.
Israel, dat is zijn toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken, Abba Eban, is weliswaar met het argument gekomen dat een bepaling in een preambule niet hetzelfde gewicht heeft als het operatieve deel van een resolutie, maar voor McHugo heeft, wanneer men kijkt naar de de wordingsgeschiedenis van deze resolutie, dit preambulaire deel juist bijzondere kracht.
Israelische voorlichtings websites citeren vaak een of meer uitspraken van de voornaamste architect van de resolutie, Lord Caradon, die er op zouden wijzen dat hij de Israelische interpretatie deelde. Deze opvatting steunt niet op de feiten. Lord Caradon was inderdaad van mening dat de door Israel en de VS gewenste weglating van het bepalend lidwoord in feite een bonus betekende omdat het geringe grenscorrecties toestond op basis van wederzijdsheid. Tenslotte waren de pre-1967 grenzen voornamelijk gebaseerd op de toevallige posities van de betrokken legers bij het tot stand komen van de wapenstilstand. De VS hechtte aanvankelijk precies dezelfde betekenis aan die weglating, zoals ik nog nader zal argumenteren.
Norman Finkelstein verwijst in zijn boek ‘Image and reality of the Israel-Palestine conflict’ naar het verslag van een latere conferentie van de direct bij de resolutie betrokkenen, waar ook Lord Caradon en Abba Eban aanwezig waren. Caradon legde daar de nadruk op die preambule betreffende de ontoelaatbaarheid van gebiedsverwerving door oorlogshandelingen.. Hij stelde ook dat juist dat preambulaire deel bewerkstelligde dat de resolutie met algemene stemmen werd aangenomen. Eban suggereerde dat Caradon’s geheugen was ‘dimmed by the passage of time’ maar de Engelse gezant ontkende dat met kracht.
Overigens was Eban waarschijnlijk ‘a wee bit disingenuous’ hier want volgens McHugo had hij een taaie strijd geleverd om juist dat preambulaire deel buiten de resolutie te houden. Eban moest ook een nederlaag incasseren betreffende de formule die volgde op het woord ‘territories’ nl. ‘occupied in the recent conflict’ . In een diplomatiek epistel protesteerde hij ; “The words ‘in the recent conflict’ convert the principle of eliminating occupation into a mathematically precise formula for restoring the June 4 map”.
Ik vind het, dit alles in ogenschouw nemend, karakteristiek impertinent dat de door het Israelische Ministerie van Buitenlandse Zaken geinspireerde voorlichtings’sites’ enkele uit hun verband gerukte uitspraken van Caradon blijven citeren met de suggestie dat hij de Israelische interpretatie van deze resolutie volledig steunde. Het is in dit verband opmerkenswaardig dat de zoon van Lord Caradon, Foot jr., er een punt van maakte om, toen het artikel van McHugo verscheen, er in ‘The Guardian’ zijn volledige instemming mee te betuigen. Hij vermeldde dat wijlen zijn vader het opstellen van deze resolutie, en het hele diplomatieke proces daaromheen, altijd als het hoogtepunt van zijn diplomatieke carriere had beschouwd. Ik meen dat men veilig aan kan nemen dat Foot jr. goed op de hoogte was van zijn vader’s interpretatie er van.
McHugo pakt nog een ander Israelisch argument op, namelijk de stelling dat de zinsnede ‘the right to live in peace within secure and recognized boundaries’ de noodzaak van grenscorrecties inhoudt. Dit zet de zaak op zijn kop, zegt McHugo. Wanneer de vrede tot stand komt zijn de grenzen automatisch ‘secure’ en erkend. Zolang er geen vredestoestand heerst is geen enkele grens ‘secure’.
En verder, zegt hij, geldt dit artikel niet alleen voor Israel maar voor elke staat in het betrokken gebied. Alleen de formule betreffende terugtrekking en de oorlog van 1967 geldt slechts voor een partij. Alle andere artikelen gelden voor alle staten hier. Als Arabische staten precies hetzelfde recht hebben als Israel om binnen veilige en verzekerde grenzen te leven dan is het alleen maar een kwestie van gezond verstand om aan te nemen dat dit ook voor toekomstige staten geldt.
Na de diverse stadia van de wordingsgeschiedenis van deze resolutie geanalyseerd te hebben geeft McHugo de volgende samenvatting:
“Men ziet dus dat de vertegenwoordigers van tien van de vijftien stemmende leden er een punt van maakten om ‘on the record’ te stellen dat zij van mening waren dat de resolutie inhield dat Israel niet het recht had om enigerlei gebied dat het in de Zesdaagse Oorlog had bezet te verwerven, en dat dit betekende dat het vereiste tot terugtrekking voor al deze gebieden gold. Zij kunnen verdeeld worden in de staten die uitdrukkelijk stelden dat het betreffende artikel totale terugtrekking vereiste: India, Mali, Nigeria, Bulgarije, de Sovjet Unie en Frankrijk , en zij die stelden dat deze eis bleek uit de tekst van de resolutie als geheel: het Verenigd Koninkrijk, Ethiopie, Argentinie en Brazilie. Naar het lijkt kan men het Verenigd Koninkrijk bij beide categorieen onderbrengen want, zoals we gezien hebben, stelde Lord Caradon dat het artikel betreffende terugtrekking de eis tot volledige terugtrekking inhield”
“Geen van de vertegenwoordigers van de overige vijf deed een uitspraak over de betekenis van het artikel betreffende terugtrekking of steunde de rechtse (d.i Israeli A.B.) interpretatie. Gerson en anderen hebben het dus volkomen bij het verkeerde eind als ze stellen dat het debat in de Veiligheidsraad aantoont dat het niet de bedoeling van de opstellers van deze resolutie was om volledige terugtrekking te eisen”
McHugo voegt hier aan toe:
“De toepassing van het beginsel-van-Schwebel dat het een zaak van goede trouw is om bijkomend bewijsmateriaal, in dit geval het verslag van het debat in de Veiligheidsraad en de verworpen Russische, Amerikaanse, Latijns Amerikaanse en ‘non-aligned’ ontwerpen, in ogenschouw te nemen om de betekenis die de opstellers van de resolutie aan de formulering hechtten te bevestigen of corrigeren, doet elke mogelijkheid van een lacune tussen formulering en bedoeling verdwijnen. Het is onmogelijk in te zien hoe een onafhankelijk onderzoeker de verslagen van het debat in de Veiligheidsraad nader kan bekijken en dan stellen dat die de bewering steunen dat Israel het recht had om, behalve dan op grond van vrijwillige overeenkomst, delen van de in 1967 bezette gebieden te behouden.”
Het betoog van McHugo dus heel in het kort samenvattend kan men stellen dat zowel het semantische als het ‘historische’ argument betreffende resolutie 242 alleen maar op de mogelijkheid van geringe grenscorrecties op basis van wederzijdsheid wijzen en verdere gebiedsverwerving uitsluiten.
Dit was toen ook de Amerikaanse opvatting zoals ik nader zal betogen.
Sharon heeft naast een verplicht standje vooral een royale behandeling gehad in de VS. Bush koestert zijn trouwe bondgenoot in het Midden-Oosten en helpt deze in de uitvoering van de zogenaamde terugtrekkeing: feitelijk een soort deportatie plan om wederom meer land te consolideren. Volgens cijfers van de Verenigde Naties zullen in totaal 237.000 Palestijnen opgesloten komen te zitten tussen de muur en de Groene Lijn, en 160.000 anderen aan de Palestijnse kant van de muur zullen zijn afgesneden van hun land. Het is ongelofelijk dat zo’n menselijke tragedie zich voor onze ogen afspeelt en dat de media tegelijkertijd de lofzang afsteken over de zogenaamde terugtrekking.
Begin mei komt Bush naar Nederland. Alle reden om hem het onthaal te geven dat hij verdient! 7 mei is er een landelijke demonstratie tegen zijn komst: 13:00 Museumplein Amsterdam. Check
Anja, Ik stuurde dit stuk eerder maar misschien is het niet gooed door- of onder je aandacht gekomen. Er komt nog een vervolg op. Groeten, Arie
Ik vraag me af hoe velen onder de huidige generatie de naam Dean Rusk nog iets zal zeggen. Toch was deze Amerikaanse ‘Secretary of State’ die, onder Kennedy, met de Cubaanse nucleaire wapens crisis, en onder Johnson met Vietnam te maken had, eens een prominente figuur op het wereldtoneel.
Hij stond aan de top van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken gedurende de Zesdaagse Oorlog en het naspel daarvan. Hij is dus een getuige uit de eerste hand betreffende de oorspronkelijke Amerikaanse opvatting van resolutie 242.
Zijn mening daarover kan men vinden in zijn memoires, getiteld ‘As I saw it’, die hij publiceerde toen hij zo ongeveer tachtig was (in 1990).
Wat meteen opvalt in dit boek is dat hij niet, als zovele Amerikaanse politici dat vandaag wel doen, over zichzelf struikelt in de haast lippen- en andere diensten te bewijzen aan de Israelische zaak. Hij dateerde dan ook uit de pre-1967 periode toen de pro-Israel lobby daar veel minder was geprofileerd en een geringere invloed had. De reden waarom dat, zo omstreeks 1967 en daarna, begon te veranderen is stof voor een apart verhaal dat nu niet aan de orde is.
Ik wil hier ook even vermelden dat Rusk geen amateur was wat problemen van het internationale recht betreft. Na zijn vertrek uit de politiek doceerde hij dit vak aan de Universiteit van Georgia.
Over het naspel van de Zesdaagse Oorlog zegt hij onder meer het volgende:
‘De Verenigde Staten hadden, twintig jaar lang, sinds het tot stand komen van de staat Israel, getracht om de Arabieren er van te overtuigen dat ze geen vrees behoefden te koesteren voor Israelische territoriale expansie. Gedurende de zestiger jaren spraken de Arabieren voortdurend over hun vrees daarvoor. Met volledig medeweten van de opeenvolgende regeringen in Israel deden we ons uiterste best om de Arabieren er van te overtuigen dat hun vrees op niets gebaseerd was.’
‘Maar na de Zesdaagse Oorlog besloot Israel om de Golan hoogvlakte, de West Bank, de Gaza strook en Sinai te behouden, in weerwil van het feit dat Premier Levi Eshkol de eerste dag van de oorlog over de Israelische radio verklaarde dat Israel geen territoriale ambities had. Later die zomer herinnerde ik Abba Eban hieraan en hij haalde domweg zijn schouders op en zei , ‘we zijn van gedachten veranderd’. Met die opmerking, die voor de Amerikanen een controversieel en zelfs bitter punt vormde, transformeerde hij de Verenigde Staten in een leugenaar van twintig jaar standing.’
En betreffende de fameuze kwestrrie van het weglaten van de woordjes ‘the’ en ‘all’ in resolutie 242 zegt hij:
‘Er was een hoop geharrewar over de vraag of die resolutie moest zeggen van ‘de’ gebieden of van ‘alle’ gebieden. In de Franse versie die gelijkelijk authentiek is, zegt ze terugtrekking uit ‘de’ gebied, met ‘de’ de betekenis hebbend van ‘the’’ (hier had de auteur de zaak beter even kunnen naslaan – de Franse tekst zegt uiteraard ‘des territoires…’ etc).
‘Wij wilden dat een beetje vaag houden en het onderwerp laten zijn van toekomstige onderhandelingen want we meenden dat de Israelische grens met de West Bank ‘gerationaliseerd’ kon worden; zekere onregelmatigheden konden makkelijk ongedaan worden gemaakt met wat gebiedsruil zodat we voor alle partijen een practischer grens konden scheppen. Wij wilden ook de kwestie van demilitarisering op de Golan hoogvlakte en in de Sinai open laten en opnieuw de kwestie van de oude stad Jeruzalem bekijken. Maar we overwogen nooit Israel, als resultaat van de Zesdaagse Oorlog, significante gebiedsuitbreiding toe te staan. Op dat punt verschillen wij, tot op de dag van vandaag, sterk met de Israeliers van mening’ (ongelukkigerwijze niet meer A.B.)
‘Deze situatie zou in de toekomst tot moeilijkheden kunnen leiden. Hoewel, sinds Harry Truman, elke president de Verenigde Staten heeft laten instaan voor de veiligheid en onafhankelijkheid van Israel ben ik me niet bewust dat de Verenigde Staten enigerlei verplichting op zich genome heeft om Israel te helpen gebieden te behouden die het in de Zesdaagse Oorlog heeft bezet. Als er een oorlog uitbreekt over deze gebieden zal Washington voor een moeilijk besluit staan.’
Het lijkt mij toe dat de Amerikaanse positie zoals hier geschetst door Rusk (het weglaten van de woorden ‘the’ en ‘all’ liet de mogelijkheid open voor geringe grenscorrecties op basis van wederzijdsheid maar was nooit bedoeld om significante gebiedsuitbreiding toe te staan) volkomen overeenkomt met die van Lord Caradon.
Overigens komt Rusk hier met een interessante toevoeging. Hij zegt: “Maar de Arabieren zijn ook niet zonder blaam wat resolutie 242 betreft wanneer zij er op staan dat op de West Bank een Arabisch Palestijnse staat tot stand zal komen. Dat was niet wat door resolutie 242 werd geimpliceerd. Het anticipeerde dat de West Bank zou worden teruggegeven aan Jordanie” (‘As I Saw It’ pp.388 – 389).
Dit lijkt me maar ten dele correct. In stricte zin werd dat niet geanticipeerd door de resolutie zelf maar door de politici die haar opstelden. De tekst van de resolutie noemt noch Joranie noch de Palestijnen. Zoals bekend droeg Jordanie zijn claim over aan de Palestijnen in 1988 (een punt waar ik later nog op wil terug komen), hetzelfde jaar waarin de Palestijnen ook deze resolutie aannamen. Sindsdien zijn de Palestijnen in internationale onderhandelingen als de rechthebbende partij erkend.
Rusk moet zijn boek omstreeks het tijdpunt van deze overdracht door Jordanie hebben samengesteld maar uit de tekst blijkt niet dat hij er zich van bewust was.
In ieder geval is het m.i. voor de door de resolutie aangegeven Israelische verplichting zich uit de bezette gebieden terug te trekken irrelevant welke partij daarvan zou profiteren. De verplichting tot terugtrekking geldt onafhankelijk daarvan.
Wordt vervolgd
Rusk levert geen commentaar op het opvallende feit dat, hoewel de VS niet meer voorzag dan geringe grenscorrecties op basis van wederzijdsheid, het bevreemdend passief bleef toen bleek dat Israel andere plannen had.
Het geval van Jordanie vormt hier een illustratie.
Toen de Amerikaanse gezant bij de VN, Arthur Goldberg, op 17 october 1967 een ontmoeting had met de Jordaanse Onderminister van Buitenlandse Zaken, Rifai, en de gezant Sharaf, zei hij, volgens het desbetreffende document van het ‘State Department’ (online), onder meer:
“De VS gelooft in territoriale integriteit, terugtrekking, en erkenning van veilige grenzen. Het principe van territoriale integriteit heeft twee belangrijke sub-principes, er moet terugtrekking naar grenzen plaats vinden die voor alle landen verzekerd en veilig zijn, dus niet de oude lijn van de wapenstilstand, en de correcties moeten wederzijds zijn. Als Jordanie dus een correctie toestaat bij de Latrunt hoek moet er elders een compenserende aanpassing plaats vinden.’
Koning Hussein ontmoette vervolgens President Johnson en Dean Rusk op de achtste november van dat jaar maar volgens het relevante document van het State Department (online) dat Rusk’s verslag van die ontmoeting bevat, bestond zij uit niet meer dan de uitwisseling van wat sociale plezanterie (de President bood de Koning een cigarettenaansteker aan) en enkele tot niets verplichtende en vage uitspraken van Johnson.
Parker geeft het volgende commentaar op de compilatie van de betrokken documenten:
“Hij (d.w.z. Johnson A.B.) was niet bereid om terwille van Jordanie Israel te confronteren. Toen het allemaal voorbij was kreeg Jordanie, als resultaat van zijn onderschrijving van resolutie 242, geen duimbreed van zijn gebied terug, en wij deden daar helemaal niets aan. Geen wonder dat Jordanie meende dat het door Goldberg en zijn mensen zowel als door Rusk om de tuin was geleid. Husayn zou betere resultaten hebben verkregen als hij ons allemaal had verzocht om op te lazeren (‘go to hell’)…het was voor ons die op dit gebied werkzaam waren duidelijk dat de Israeliers invloed hadden uitgeoefend op Johnson en dat zij hem, in weerwil van hun verzekeringen aan het begin dat zij niet uit waren op gebiedsvergroting, er toe hadden gebracht niet aan te dringen op deze zaak.”
Deze Amerikaanse ‘softly, softly’ politiek stelde Israel in staat om er met zijn herinterpretatie van resolutie 242 van door te gaan. Toen Hussein in 1968 met Israel onderhandelde over de teruggave van de West Bank, stelde hij, in complete overeenstemming met de door de VN Ambassadeur Goldberg aangegeven politiek, volledige gebiedsteruggave voor of wijzigingen op basis van wederzijdsheid – maar Israel wilde hier niet van horen. Het wilde alleen een rompgebiedje teruggeven en, zoals Parker zei, deed de VS ‘hier helemaal niets aan’.
Maar, zoals Rusk al zei, officieel waren er geen veranderingen in de Amerikaanse politiek.
William Rogers, Nixon’s ‘Secretary of State’, bevestigde hem opnieuw op 9 december 1969. Donald Neff citeert hem in zijn boek “Fallen Pillars’ (1995) als volgt:
‘Resolutie 242 ‘eist terugtrekking uit bezette gebieden, verbiedt gebiedsverwerving door oorlog, en (wenst) erkende grenzen.’ Wij geloven dat hoewel erkende politieke grenzen moeten worden vastgesteld in overeenstemming tussen de partijen, veranderingen in de bestaande grenzen beperkt moeten blijven tot niet-significante veranderingen die vereist zijn voor wederzijdse veiligheid. Wij geven geen steun aan een expansie politiek” (Neff.p.102).
En Roger’s opvolger, Henry Kissinger, schreef in zijn memoires:
‘In 1967 was Jordanie’s instemming met resolutie 242 verkregen door de belofte van onze gezant bij de VN, Arthur Goldberg, dat wij, op basis daarvan, zouden streven naar een teruggave van de West Bank met geringe grenswijzigingen en dat we ook bereid waren om voor Jordanie een rol in Jeruzalem te verkrijgen.’
Maar tien jaar later moest President Carter aan zijn staf de vraag stellen of ‘Israel’s positie dat de resolutie geen betrekking had op alle bezette gebieden steek hield’. Hoewel het rapport dat op deze vraag volgde geheim was (en, gegeven de datum, ook nu nog niet toegankelijk is ‘online’) wist Neff er een copie van te verwerven. Hij citeert er o.a. het volgende uit:
“ Er was in de Veiligheidsraad brede steun voor de idee van totale terugtrekking, en slechts door intensieve Amerikaanse inspanningen werd een resolutie aangenomen die in het artikel betreffende terugtrekking wat vage taal gebruikte. Om dit resultaat te verkrijgen had de VS aan de Arabische staten en enkele andere leden van de Veiligheidsraad duidelijk gemaakt dat het alleen maar onbetekenende wijzigingen van de wapenstilstandslijn van 1949 voorzag. Israel protesteerde niet tegen deze benadering.”
Carter hield ook besprekingen met Menachem Begin en de Israelische premier verzocht de President’ om niet langer in het openbaar te stellen dat resolutie 242 alleen maar in onbetekenende grenswijzigingen voorzag’. Neff rapporteert dat Carter, na zijn ontmoeting met Begin, de volgende aantekening maakte:
Begin ‘verzocht ons niet de woorden ‘onbetekenende wijzigingen’ te gebruiken zonder eerst hem te raadplegen – ik stemde daarin toe. Hij zal trachten ons tegemoet te komen wat de ‘settlements’ betreft.’
Minder dan een week later, schrijft Neff, ‘verleende Begin’s regering wettelijke status aan drie Joodse ‘settlements’ in de bezette gebieden’. Carter bewaarde echter het stilzwijgen over die ‘onbetekenende grenswijzigingen’