Paraplu-woorden

Een educatief bedoeld stukje.
Ik mopperde pas wat over debatten met stellingen als: “de maatschappelijke onrust wordt veroorzaakt door de politiek”. Waar je dan ja of nee op moest zeggen. Mijn probleem: wie bedoelt er wat met maatschappelijke onrust? De ene helft van Nederland vindt dat de moslims onrust veroorzaken, de andere helft vindt dat de mensen die vinden dat moslims de onrust veroorzaken de onrust veroorzaken. En wie en wat bedoelen we met “de politiek”? Is dat de regering, het parlement, de politieke partijen en welke dan, allemaal? Is Balkenende “de politiek”, of Verdonk, of ben ik dat?

Ga je vervolgens in debat over zo’n stelling dan vult iedereen lustig in wat ie er zelf over denkt, en praat dus ook iedereen lustig langs elkaar heen.

Op dit weblog komen ook regelmatig mensen langs die zich uiten in prachtige algemeenheden. Ik noem maar een paar recente voorbeelden: dan wordt er gepraat over “innnovatie” als een waarde op zich, en over “transparante politiek”, zijn we vanzelf allemaal voor maar wat staat er eigenlijk?
“Als je een nieuwe politieke orde van enige massa van de grond wilt krijgen dan met je je wel afzetten tegen de gevestigde regeltjes. Gevestigde regeltjes dienen immers de gevestigde orde.”
Klinkt diepzinnig, niet? Maar wat staat er nu eigenlijk? Wat voor nieuwe politieke orde, welke gevestigde regeltjes, wie en wat wordt er bedoeld met de gevestigde orde? Geen idee.

Nicolien Mizee, gisteren in het NRC, schreef een stukje over verboden woorden, over paraplu-woorden. Ze geeft een cursus verhalen schrijven. Een van haar cursisten heeft een mooie zin opgeschreven: “na een negatieve ervaring komt het tot een confrontatie”. Misschien dat de schrijfster een beeld in haar hoofd heeft, misschien ook niet. Maar bij de lezer komt er geen enkel beeld boven, of je moet dat met veel fantasie zelf in gaan vullen, met het risico dat ieder het heeft over de eigen associaties. Zoals ook gebeurt tijdens zo iets dat een debat wordt genoemd, en wat meestal neerkomt op een aantal monoloogjes naast elkaar. Veel zeggen, weinig luisteren.

Inderdaad, sommige politici zijn meesters in heel weinig zeggen met heel veel paraplu-woorden. Mizee citeert daarover de Engelse schrijver C.S.Lewis: “het soort mensen dat de taal niet gebruikt in dienst van de gedachte maar in plaats van gedachten”.

Het is een kunst om in kort bestek duidelijk te maken wat je echt bedoelt. Zodat mensen die het lezen kunnen denken: ja daar zit wel wat in, of: daar ben ik het niet mee eens en wel hierom of daarom. Tip: hou het persoonlijk en praat niet in algemeenheden alsof wat je zegt de waarheid is en niet jouw visie daarop. Maak concreet wat je zegt. Met als dat nodig is een voorbeeld. En met bronvermelding waar je je feiten vandaan hebt. Dan kunnen we praten.

5 gedachten over “Paraplu-woorden

  1. Ik ervaar vaaak hetzelfde als jij. Maar ik denk dat het te maken heeft met een enorme lacune in ons onderwijs., dat er voornamelijk op gericht is om van mensen zelfstandig functionerende individuen te maken. Maaar het gebrek is, dat er niet geprobeerd wordt er zelfstandig DENKENDE mensen van te maken. Het hele onderijs is toch gericht op de economische functie, die de leerling eventueel kan vervullen.

  2. Het is wel leuk, Dik, dat je nu zelf precies het voorbeeld geeft van wat ik bedoel. Ook al ben ik het vast wel met je eens als we er dieper op in zouden gaan, maar om te zeggen: ‘het hele onderwijs is toch gericht op de economische functie’, met voorbijgaan aan wat leerkrachten allemaal doen, dat is weer zo’n van dik hout gezaagde plank.

  3. Ik ben het met Dik eens. Het probleem is dan dat je van mensen die het voor het zeggen hebben en die vinden dat onderwijs gericht moet zijn op het economisch functioneren van de leerling, niet kunt verwachten dat ze begrip hebben voor het idee ‘zelfstandig denkende mensen’.
    Siet Tammens schrijft in haar autobiografie “Een onverzettelijke Groningse vrouw Het levensverhaal van Siet Tammens” uitgeverij Walburg Pers, blz. 97: “Ik moest na de oorlog net zoveel tijd besteden aan het uit de weg ruimen van misstanden, als ik in de oorlog had besteed aan het illegale werk! Bovenop al het onbegrip, kwam ook nog eens dat veel mensen allerlei dingen bewust niet wilden weten. Kijk, luister eens, dat kwam erg hard aan.”
    In de jaren zeventig gold: het persoonlijke is politiek en politiek is persoonlijk. Je eigen ervaring met onderdrukking of onrecht kun je vertalen naar maatschappelijke structuren of naar politiek. Op een gegeven moment ben ik dan klaar met het vertellen van mijn persoonlijke ervaringen en heb ik de behoefte om het te hebben over grotere verbanden. En dan komt het onbegrip en het niet willen weten.
    Ik heb nog nagedacht over de uitspraak van C.S.Lewis: “het soort mensen dat de taal niet gebruikt in dienst van de gedachte maar in plaats van gedachten”. Ik dacht steeds: de taal komt je toch altijd via het denken tegemoet. Maar ik ken de ervaring uit mijn werk met mensen met een ontwikkelingsstoornis die vanuit een ritme woorden zeggen, bijvoorbeeld: “Rood wit blauw, rood wit blauw” enz. Op zo’n moment is zo iemand via het denken nauwelijks te benaderen. Ook van verhalenvertellers lang geleden, in een tijd dat de verhalen nog niet opgeschreven waren, is overgeleverd dat deze mensen tijdens het vertellen hun lijf ritmisch bewogen en daarmee in een soort trance waren (bijvoorbeeld vertellers van het Finse epos de Kalevala). Bedoelen Mizee en Lewis dat?
    Het illegale werk waar Siet Tammens over schrijft is sinds de Conventies van Genève niet illegaal meer. Zou dat ook ooit gaan gelden voor burgerlijke ongehoorzaamheid? Als je de muur van onbegrip tussen jou en je opponent niet kunt slechten? Burgerlijke ongehoorzaamheid vindt plaats in ons land.

    Groet,

  4. Constructief communiceren voorwaarde voor gezonde democratie
    Ik zal proberen om binnen het maximum van 250 woorden en mijn beperkte tijd toch zo eenduidig en specifiek mogelijk te zijn.

    Het valt me op dat er op Nederlandse webforums gemiddeld minder genuanceerd en beleefd wordt gediscussieerd dan op Engelstalige forums.

    Ik vindt dat er veel voorlichting moet worden gegeven over constructief communiceren. Met constructief bedoel ik hier genuanceerd, eenduidig, respectvol, gestructureerd, onderbouwd, empatisch, kwetsbaar en liefst innovatief.

    Samen zoekend naar nieuwe inzichten en oplossingen. Gevoelens, intuïtie en morele inzichten kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Vooral drogredenen moeten bij constructief communiceren worden herkend en vermeden, zoals onterechte generalisaties, ad hominem argumenten, het omdraaien van oorzaak-gevolg-relaties en het verwarren van statistische en oorzakelijke verbanden.

    Constructief communiceren kan volgens mij culturele, etnische en politieke radikalisering en onverdraagzaamheid helpen voorkomen. Ook kan constructief communiceren volgens mij leiden tot meer doelmatige politieke beslissingen.

    Die voorlichting moet volgens mij worden gegeven via onderwijs, maatschappelijke organisaties en media, zoals via video’s op internet. Omdat in een democratie de burgers uiteindelijk het beleid bepalen, vind ik het erg belangrijk dat alle burgers op de hoogte zijn van constructief communiceren.

  5. Anja, mijn eigen post teruglezend moet ik je enigszins gelijk geven. Ik ben diegene van de “gevestigde regeltjes” post.

    Man en paard noemen is vaak wel zo duidelijk. Puntje van aandacht.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *