Interessant gezelschap in café De Eland, al niet meer zo piep. Wat niet anders kan, want het zijn voormalige medewerkers van het reeds lang ter ziele zijnde weekblad De Nieuwe Linie. Helaas, want ik zou nu met zo’n weekblad erg blij zijn omdat er geen enkele krant/weekblad/maandblad meer is waar ik me werkelijk thuis bij voel. En ook geen plek waar ik met redelijke kans van slagen nog een artikel geplaatst krijg, zoals vroeger.
In mei is het een halve eeuw geleden dat De Nieuwe Linie werd opgericht door Gerard van den Boomen. Het was een voormalig katholiek blad, De Linie, maar nu werd het een weekblad dat vooral ‘de beweging’ volgde. Gerard had er een goede neus voor om niet zozeer op zoek te gaan naar journalisten, maar naar mensen die iets te zeggen hadden, en dat konden net zo goed academici als activisten zijn.
Zo kwam het dat Gerard een keer wat Vrouwenkranten had gelezen, en bedacht dat hij daar wel een aantal artikelen uit wilde overnemen. De Vrouwenkrant was een grootste naam voor een met de hand gestencild blaadje waarin anonieme vrouwen hun verhaal schreven – over alles wat ons toen bezighield: moederschap, mannen, seks en liefde, geweld, en waar die malle ongelijkheid tussen vrouwen en mannen nu eigenlijk vandaan kwam. Ik zat toen in een praatgroep, en schreef voor elke Vrouwenkrant wel wat, het was veilig anoniem, en opeens had ik zo ontzettend veel te zeggen.
Maar toen. Toen koos Gerard drie artikelen uit die krantjes die hij graag wilde hebben voor de Nieuwe Linie, en tsja, die waren alle drie van mijn hand. En dat vonden de andere vrouwen van de krant niet goed, want dan werd ik maar beroemd en belangrijker dan andere vrouwen en dat was de bedoeling niet van het feminisme. Ze stelden voor dat zij wel de artikelen uit zouden zoeken voor DNL. Maar daar had Gerard ondanks zijn sympathie voor de vrouwenzaak nou weer geen zin in. ‘Jullie beslissen wat er in de Vrouwenkrant komt en ik ben de hoofdredacteur van De Nieuwe Linie’, zei hij. Dus hij vroeg het aan mij. En ik zei ja. En zodoende stonden er wel drie artikelen van mij in een echte krant, met mijn naam eronder en ik kreeg er zowaar ook nog geld voor, vijfenzeventig gulden meen ik. Ik herinner me de titel van een ervan nog: ‘Verkrachters zijn de politieagenten van de seksuele orde’. Ik was apetrots, dit was het begin van mijn loopbaan als een echte schrijfster, en ik had er de gigantisch ruzie die ik me ermee op mijn hals haalde geheel voor over. Ook toen ik werd uitgeroepen tot de pionier van de feministische corruptie. Want de ongekroonde koningin van de praatgroepen, Anneke van Balen, had besloten dat feminisme alleen onbetaald mocht en in je vrije tijd – wat voor haar makkelijk was want zij had een baan aan de universiteit. En ik had nog geen vaste baan maar moest wel een kind onderhouden. Het is nooit meer goedgekomen, ik schreef nooit meer anoniem, ik werd beroemd en verdiende met mijn geschrijf nog veel meer geld en Anneke keek mij nooit meer aan. En dat is allemaal de schuld van Gerard.
We zweren dus samen, wat we gaan doen als het echt vijftig jaar geleden is. Ik kijk in de kroeg om me heen, en zie drie mensen die naar dezelfde kerk gaan, waarvan ik er een ben, drie andragogen, ben ik ook, en twee voormalige senatoren. Dat had ik toch eens niet achter mezelf gezocht.