Op safari met kind, want als ik iets digitaals of electronisch moet kopen gaat hij mee om er voor te zorgen dat ik me niet iets duurs aan laat smeren met veel toeters en bellen die ik toch niet gebruik, of een ding waar ik op val omdat het een leuk kleurtje heeft.
Niks deed het meer in mijn huis. De antieke tv sneeuwde, mijn video kauwde op de banden. De CD speler deed het soms alleen na een ferme klap. Bij de laatste hengst slikte hij van de schrik de CD in die ik daarna in zijn binnenste kon horen rammelen maar die ik er niet meer uit kreeg. Daarna staakte hij compleet. Er moest nu eindelijk iets nieuws. Kind dus mee vanwege zie hierboven.
Sommige mensen zijn verontwaardigd dat ik kind nog steeds kind noemt want hij is al zowat van middelbare leeftijd, dat wil zeggen een en veertig en een half, maar kind vindt het goed want kind.
We hebben een prettige traditie. Eerst naar de winkel waar we alles onderzoeken en vragen en zeggen dat we er nog over na moeten denken. Dan naar de horeca voor een leuke consumptie. Volgende winkel. Weer een leuke consumptie. Dan terug naar de winkel van keuze om de bestelling te plaatsen, voordat we te veel aangeschoten zijn. En dan opnieuw een consumptie om te evalueren en te vieren.
Ik vind het een reuze geschenk in mijn leven dat ik het met kind zo goed heb. Ik vind het niet vanzelfsprekend: met mijn eigen moeder had ik niks behalve dat ze mijn moeder was.
Kind en ik hebben een rare relatie. Op het eerste gezicht zou niemand denken dat we iets van elkaar zijn. We schelen maar zestien jaar. Ik was nog net niet te oud voor Toppop toen hij net oud genoeg was en we op ons buik in een anderhalf kamer studentenwoninkje samen naar de tv lagen te kijken naar de Stones en de Beatles. We deden wel eens spelletjes maar dat ging niet, want we hadden elkaar meteen door. Mastermind heette zo’n spelletje. Je moest gekleurde pionnetjes achter een schermpje plaatsen en dan moest de ander, ook door het plaatsen van pionnetjes raden wat er achter stond. Wie een beetje slim is lukt dat met een poging of zes, zeven. Wij zijn helemaal niet zo slim, maar deden er zelden meer dan twee of drie keer over. Toen hij, of ik, de eerste keer al goed raadde hielden we er maar mee op want dit was niet leuk meer.
Pas stond ik anticiperend op mijn nieuwe CD speler alvast wat muziek te kopen. Bij zo’n luistertoren drukte ik wat knopjes in. Lekker swingend muziekje. Sunrise, sunrise. Ik keek naar de naam. Norah Jones. Nooit van gehoord, maar leuk. In een opwelling kocht ik er twee, één voor kind.
Kind en ik lijken niet zo erg op elkaar. Hij is van de sport, ik loop alleen maar trappen. Hij is van de computers. Ik moet alles wat digitaal is als een kleuter leren. Je bent partieel imbeciel zegt hij teder tegen me, als ik de boel weer eens ongenadig in de soep heb gedraaid. Ik ben van de boeken. Hij leest er ook wel eens een. Ik ben van de politiek. Hij stemt ook SP maar hoeft niet in een demonstratie. Ik ga naar de kerk. Hij ging één keer mee maar vond het veel te veel Jezus. Hij drinkt bier. Ik ook wel eens. Ik drink wijn. Hij ook wel eens. Als we vroeger een avondje naar de film gingen deden we er twee, een slijmfilm voor mij en een pow-pow voor hem.
We liepen door de van Wou in de regen, op zoek naar de volgende horeca. Zegt kind: ik heb pas bijna een CDtje voor je gekocht. Ik wou eerst weten of je het wilt hebben. Dat is grappig, zeg ik, ik heb pas een CDtje voor jou gekocht. Het ligt thuis op je te wachten.
We kijken elkaar aan en beginnen al te lachen.
Norah Jones?
Norah Jones.
Prachtig…..zo close dat de gedachtenkronkels overspringen van moeder naar kind…..prachtig