In Trouw verscheen een recensie van Socialisme, What’s left? die geen recensie was. (Ik kan het krantenartikel even niet vinden, het komt wel weer boven tafel). Het enige dat de journalist kennelijk interesseerde was dat ik als enige auteur in dat boekje mijn eigen artikel had uitgekozen om te becommentariëren. Dit was de opdracht aan een aantal auteurs, waaronder Huub Oosterhuis, Jan Pronk, Milo Anstadt en Hajo Klamer, om een klassieke tekst te nemen en uit te leggen op welke wijze die tot inspiratie had gediend. Oosterhuis koos de bijbel, andere auteurs kozen Marx en tja, als ik terugdacht aan de tijd dat wij van het feminisme en het socialisme zochten naar teksten die ons iets duidelijk konden maken over de verbinding tussen die twee denkwerelden, dan moest ik toegeven dat het twee stapeltjes materiaal bleven tot we via Engeland en de VS op het spoor kwamen van de theorie van de huishoudelijke arbeid en ik daar een stuk over schreef, de ekonomie van de koesterende funktie, dat nog lange tijd in de femsoc beweging en daarbuiten een ogen openende rol speelde. Dus ik koos, met pret en met instemming van Ronald van Raak, de samensteller, mijn eigen artikel. Meulenbelt tussen God en Marx, ik zag daar de humor wel van in.
Lees verder →